Some & Any

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We need some tomatoes.
I haven't got any tomatoes.

Slide 2 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 
Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.
We need some tomatoes.
Any gebruik je in negatieve zinnen het woord 'not' er in.
I haven't got any tomatoes.


Any gebruik je als je niet weet wat voor antwoord je kan verwachten.

Slide 3 - Tekstslide

Would you like some water?
Have you got any tips?

Slide 4 - Tekstslide

SOME / ANY
Beide kan je gebruiken in vragende zinnen.
Some
gebruik je als je een positief antwoord verwacht
Do you want some water?
Any gebruik je als je niet weet wat voor antwoord je kan verwachten.
Have you got any tips?

Slide 5 - Tekstslide

Independent work
Kader                                                                 TL
Ex 8 on page 103 of Unit 6                        Ex 8 on page 101 
Ex 47 on page 129 of Unit 6                     Ex 1 + 2 en 1 , 2, 3 + 4 on page 93 up                                                                                          until  97
Ex 9, 11, 12 & 13 on page                              Ex 9 on page 102 
104, 105, 106, 107 & 109

Slide 6 - Tekstslide

Some of Any gebruik je bij bevestigende zinnen.
A
Some
B
Any

Slide 7 - Quizvraag

Some of Any gebruik je
bij negatieve zinnen.
A
Some
B
Any

Slide 8 - Quizvraag

Bij vragende zinnen kun je some/any of beide gebruiken.
A
Some
B
Any
C
beide

Slide 9 - Quizvraag

Als je bijna zeker weet dat je een positief antwoord krijgt bij een vragende zin dan gebruik je......
A
Some
B
Any
C
beide

Slide 10 - Quizvraag

Als je niet zeker weet wat voor antwoord je krijgt op een vragende zin, dan gebruik je............
A
Some
B
Any
C
beide

Slide 11 - Quizvraag

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 12 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 13 - Quizvraag

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 14 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 15 - Quizvraag