Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters: wanneer?
1 / 24
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdletters: wanneer?

Slide 1 - Woordweb

Wanneer hoofdletters:
1. Begin van de zin
2. Officiële namen
3. Namen van personen

Slide 2 - Tekstslide

Begin van de zin
Aan het begin van iedere nieuwe zin schrijf je altijd een hoofdletter. Maar er zijn natuurlijk uitzonderingen: 
1. Als het eerste woord van de zin een apostrof + 1 letter is (bijvoorbeeld 's, 'k, 't) schrijf je de hoofdletter pas bij het volgende woord.
2. Als je eerste teken geen woord is, maar een cijfer of teken (bijvoorbeeld 65, @,#). Je gebruikt dan geen hoofdletter meer.

Slide 3 - Tekstslide

In welke zin is het hoofdlettergebruik correct?
A
'S Ochtends komen we uit ons bed.
B
's ochtends komen we uit ons bed.
C
's Ochtends komen we uit ons bed.
D
'S ochtends komen we uit ons bed.

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin is het hoofdlettergebruik correct?
A
100 jaar geleden bestond er al abstracte kunst.
B
100 Jaar geleden bestond er al abstracte kunst.
C
100 Jaar geleden bestond er al Abstracte Kunst.
D
100 jaar geleden bestond er al Abstracte Kunst.

Slide 5 - Quizvraag

Officiële namen
Namen van bedrijven schrijf je met hoofdletters, net zoals namen van merken, aardrijkskundige plaatsen, talen, volken, feestdagen en historische gebeurtenissen.

Slide 6 - Tekstslide

Hier zie je van alles een voorbeeld:
Namen van bedrijven: Shell, Albert Heijn, Twitter
Namen van merken: HP, Windows, Apple
Aardrijkskundige plaatsen: Syrië, Texelse wol, de Eiffeltoren
Talen: Spaans, Turks, de Engelse taal
Volken: Marokkaans, Nederlanders
Feestdagen: Kerst, Pasen, Suikerfeest
Historische gebeurtenissen: de Tweede Wereldoorlog, de Golfoorlog

Slide 7 - Tekstslide

Je schrijft géén hoofdletter bij:
Samenstellingen met feestdagen: paasei, kerstkransen
Seizoenen, maanden en dagen: zomer, november, vrijdag
Functiebenamingen en titels: minister-president, mr., dr. 
Periodes (dus geen gebeurtenissen of dagen): ramadan
en een hele belangrijke: 
Schoolsoorten: po, vo, mbo, vmbo, havo, vwo
die schrijf je dus met kleine letters

Slide 8 - Tekstslide

In welke zin klopt het hoofdlettergebruik?
A
De staat van het huidige mbo lijkt rond kerstmis altijd op die van de titanic .
B
De staat van het huidige MBO lijkt rond Kerstmis altijd op die van de titanic .
C
De staat van het huidige MBO lijkt rond Kerstmis altijd op die van de Titanic .
D
De staat van het huidige mbo lijkt rond Kerstmis altijd op die van de Titanic .

Slide 9 - Quizvraag

In welke zin klopt het hoofdlettergebruik?
A
Mijn docente engels is braziliaans, maar ze beheerst wel de engelse taal volledig.
B
Mijn docente Engels is Braziliaans, maar ze beheerst wel de Engelse taal volledig.
C
Mijn docente Engels is Braziliaans, maar ze beheerst wel de engelse taal volledig.
D
Mijn docente engels is braziliaans, maar ze beheerst wel de Engelse taal volledig.

Slide 10 - Quizvraag

Namen van personen
Je schrijft altijd voor- en achternamen met een hoofdletter, behalve bij Nederlandse tussenvoegsels als van, der, de. Die schrijf je met een kleine letter: het is dus Naomi van der Meer. 
Bij niet-Nederlandse namen schrijf je meestal wel het tussenvoegsel met een hoofdletter: Amine El Bouazzi, Ewan McGregor, Rico Da Silva.

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Na het gebruik van meneer/mevrouw + achternaam schrijf je wel altijd het eerste woord met een hoofdletter. Het is dus: Martijn van der Ven, maar: meneer Van der Ven. Let hierop in de aanhef van je sollicitatiebrief:
Geachte meneer Van der Ven
(voor 'meneer' gebruik je kleine letters, dat staat niet voor aan de zin).

Slide 12 - Tekstslide

Bij welke namen zijn de hoofdletters goed geschreven?
A
Sohaib El Idrissi, Koen van den Aakster, Rodrigo Da Silva
B
Sohaib el Idrissi, Koen van den Aakster, Rodrigo da Silva
C
Sohaib El Idrissi, Koen Van Den Aakster, Rodrigo Da Silva

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de aanhef met correct hoofdlettergebruik?
A
Geachte meneer van der Linden,
B
Geachte Meneer Van Der Linden
C
Geachte Meneer van der Linden
D
Geachte meneer Van der Linden

Slide 14 - Quizvraag

Leestekens

Slide 15 - Tekstslide

Punt
Aan het einde van iedere zin schrijf je een punt. Daarna typ je een spatie en ga je verder met de volgende zin (die begint met een hoofdletter!).

Slide 16 - Tekstslide

Komma
Een komma schrijf je tussen twee persoonsvormen (Als we bellen, mag je op gesprek komen) en tussen opsommingen. Let wel op: voor het laatste element van de opsomming schrijf je geen komma! Dus: fietsen, hardlopen, voetballen en zwemmen.
Ook schrijf je een komma wanneer je zin niet afloopt, maar verdergaat met een bijzin: Mijn gesprek gaat niet door, omdat de recruiter ziek is.

Slide 17 - Tekstslide

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Nu ik een scooter heb ga ik nooit meer met de tram.
B
Nu ik een scooter heb, ga ik nooit meer met de tram.
C
Nu ik een scooter heb. Ga ik nooit meer met de tram.

Slide 18 - Quizvraag

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Je moet oefenen, oefenen en oefenen.
B
Je moet oefenen, oefenen, en oefenen.
C
Je moet oefenen oefenen en oefenen.

Slide 19 - Quizvraag

Dubbele punt en aanhalingstekens
Wanneer je iemand letterlijk citeert gebruik je een dubbele punt en daarna dubbele of enkele aanhalingstekens. Allebei zijn goed, als je maar de hele tekst door hetzelfde dezelfde (dubbele of enkele) aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld
Mijn docent zegt wel eens: "Hou nu toch eens op met je codes zo briljant te maken!"

Slide 20 - Tekstslide

Streepje
Bij een opsomming waarbij je een deel van een woord weglaat, vervang je dat woord door het weglatingsstreepje
Voorbeeld
Ik heb websites ontworpen over milieu- en coronabeleid.
Bij een opsomming waarbij je een heel woord weglaat, gebruik je geen weglatingsstreepje.
Voorbeeld
Ik heb in Marokko middelbaar en basisonderwijs genoten.

Slide 21 - Tekstslide

In welke zin zijn de juiste leestekens gebruikt?
A
De schilder Karel Appel zei: ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd.
B
De schilder Karel Appel zei, ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd.
C
De schilder Karel Appel zei: "Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd".
D
De schilder Karel Appel zei "Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd".

Slide 22 - Quizvraag

Waar zijn de leestekens correct gebruikt?
A
Heb je liever een chocolade- of een aardbeientaart?
B
Heb je liever een chocolade of een aardbeientaart?
C
Heb je liever een chocolade- of een aardbeien-taart?
D
Heb je liever een chocolade- of-een-aardbeien-taart?

Slide 23 - Quizvraag

Oefenen in Taalblokken:
Spelling en Grammatica 2F: Hoofdstuk 2 (Spelling)
2.12: Hoofdletters.
Spelling en Grammatica 3F: Hoofdstuk 2 (Spelling)
2.9: Dubbele punt en komma.



Slide 24 - Tekstslide