herhaling naamwoord

naamwoorden
congruentie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

naamwoorden
congruentie

Slide 1 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
Je hebt de volgende verbuigingen van het znw geleerd:
η/α-groep (vb ἡ ψυχη), ο-groep (vb το δακρυον) en de gemengde groep
(vb ὁ φυλαξ en το ὀνομα )

Het herkennen van de naamvalsuitgangen is hierbij het meest belangrijk

Ν.Β. de gemengde groep valt uiteen in woorden met stam op medeklinker (les 9) en stam op klinker (les 19)

Slide 2 - Tekstslide

nom
gen
dat
acc
δακρυα
ὀνοματι
ψυχας
φυλακος
φυλακες
φυλαξι
ψυχης  

Slide 3 - Sleepvraag

α-/η- & ο- groep
ἡ ψυχη  -  το δακρυον
της ψυχης  -  του δακρυου
τῃ ψυχῃ - τῳ δακρυῳ
την ψυχην - το δακρυον
αἱ ψυχαι - τα δακρυα
των ψυχων - των δακρυων
ταις ψυχαις - τοις δακρυοις
τας ψυχας - τα δακρυα
gemengde groep
ὁ φυλαξ - το ὀνομα 
του φυλακος - του ὀνοματος
τῳ φυλακι - τῳ ὀνοματι
τον φυλακα - το ὀνομα
οἱ φυλακες - τα ὀνοματα
των φυλακων - των ὀνοματων
τοις φυλαξι(ν) - τοις ὀνομασι(ν)
τους φυλακας - τα ὀνοματα

Slide 4 - Tekstslide

De dativus pl van de gemengde groep (-σιν) heeft een invloed op de stam van het naamwoord

- wat wordt de dat.pl. van ὁ γύψ, τοῦ γυπός?
A
γυπσιν
B
γυσιν
C
γυψιν
D
γυξιν

Slide 5 - Quizvraag



- wat wordt de dat.pl. van ὁ παῖς, τοῦ παιδός?
A
παιδσιν
B
παισιν
C
παιψιν
D
παιξιν

Slide 6 - Quizvraag



- wat wordt de dat.pl. van ἡ μητηρ, της μητρος?
A
μητρσιν
B
μητριν
C
μητρασιν
D
μηξιν

Slide 7 - Quizvraag

bijvoeglijk naamwoord
ook het bijvoeglijk naamwoord heeft twee verbuigingen

1)  -ος, -α/-η, ον
vb δεινος, μακρος - μεγας, πολυς
2) gemengd
vb σωφρων - πας (/ἡδυς)

Slide 8 - Tekstslide

1) -ος, -α/-η, ον
vb: μακρος - μεγας

μακρος - μακρα - μακρον
(ρει-regel)

μεγας - μεγαλη - μεγα
(verandering van stam: μεγαλ-
zo ook: πολυς, πολλ-)



2) gemengd
vb: σωφρων - πας

σωφρων - σωφρον
(Μ = F, gen. bepaalt de stam: σωφρον-)
πας - πασα - παν
(gen bepaalt de stam: παντ-
F eigen verbuiging met πασ-) 

Slide 9 - Tekstslide

Welke vorm congrueert met ἡ ὑδρα?
A
φοβερος
B
φοβερη
C
φοβερα
D
φοβερον

Slide 10 - Quizvraag

Welke vorm congrueert met αἱ νηες?
A
πολαι
B
πολλαι
C
πολλα
D
πολα

Slide 11 - Quizvraag

Welke vorm congrueert met δουλῳ?
A
παντῳ
B
πασῳ
C
παντι
D
πασῃ

Slide 12 - Quizvraag

Welke vorm congrueert met της δεσποτου?
A
εὐδαιμονος
B
εὐδαιμονης
C
εὐδαιμονου
D
εὐδαιμονι

Slide 13 - Quizvraag

Welke vorm congrueert met γυναιξι?
A
δεινοις
B
δειναις
C
δεισι
D
δεινσι

Slide 14 - Quizvraag

Concluderend
  • Congruentie = overeenkomen in naamval, getal en geslacht. 
ἡ ὑδρα = Nom sg F, congruerende woorden zijn dus:
1) δεινη, καλη, κακη, φοβερα, ἀνδρεια (NB: laatste twee ρ,ε,ι-regel)
2) πασα, εὐδαιμων, σωφρων

  • Ieder woord heeft een vaste verbuiging, woordenlijst is leidend:
    γυναιξι gaat volgens de gemengde groep (γυνη, γυναικος), δεινος niet
    (δεινη, δεινον --> δεισι bestaat dus niet!)


Slide 15 - Tekstslide

Concluderend vervolg
  • Het bijv.nw. van de gemengde groep heeft in de meeste gevallen geen apart vrouwelijk rijtje 
    MANNELIJK = VROUWELIJK in dat geval. M/F ἀφρων, N ἀφρον

  • In een aantal gevallen zijn er wel drie rijtjes (dit leer je in de woordenlijst) - in dit geval wordt het F verbogen volgens de α-/η-groep. M ἡδυς/πας, F ἡδεια, Ν ἡδυ

Slide 16 - Tekstslide

Volgens welke verbuiging?
πολυς
woordenlijst geeft: πολυς, πολλη, πολυ

geen genitivus gegeven =
volgens ο-, α-/η-groep

altijd drie geslachten: M, F en N

vs. πας
woordenlijst geeft: πας (παντος), πασα (πασης), παν (παντος)
genitivus op -ος = gemengde groep

geeft de woordenlijst..
  •  M nom sg + gen sg --> volgens σωφρων (Μ/F en N).
  • M, F en N nom sg + gen sg --> volgens ἡδυς (M, F en N)

Slide 17 - Tekstslide

woordenlijst geeft ξενος
wat is de F.dat.sg.?
A
ξενῳ
B
ξενῃ
C
ξενι
D
ξεσι(ν)

Slide 18 - Quizvraag

woordenlijst geeft
εὐρυς (εὐρεος), εὐρεια, ευρυ
wat is de F.dat.pl.?
A
εὐρεσιν
B
εὐρεισιν
C
εὐρεοις
D
εὐρειαις

Slide 19 - Quizvraag

woordenlijst geeft
σαφης (σαφους)
wat is de F.nom.pl.?
A
σαφεις
B
σαφαι
C
σαφειαι
D
σαφες

Slide 20 - Quizvraag

sleepvraag
verbind op de volgende pagina de woorden die met elkaar congrueren

de lidwoorden zijn weggelaten ter oefening

Slide 21 - Tekstslide

μύθῳ
νηῒ
πόλεσιν
βασιλέας 
ἔθνη
γένους
ἀληθεῖ
ξένου
εὐρείᾳ
πάσαις
ἄφρονας
πολλά

Slide 22 - Sleepvraag

soorten naamwoorden
nu volgen enkele vragen die de verschillende woordsoorten bevragen - kies steeds de juiste woordsoort bij het gegeven Griekse woord

Slide 23 - Tekstslide

αἱς
A
lidwoord
B
pers.vnw.
C
aanw.vnw.
D
betr.vnw.

Slide 24 - Quizvraag

τίνα
A
onbepaald vnw (iemand/iets, een of andere)
B
vragend vnw (wie/wat, welke)

Slide 25 - Quizvraag

μου
A
bijwoord
B
aanw. vnw.
C
pers. vnw.
D
bijv. nw.

Slide 26 - Quizvraag

τουτων
A
aanw. vnw.
B
pers. vnw. (derde persoon)

Slide 27 - Quizvraag

αὐτο
A
aanw. vnw.
B
pers. vnw. (derde persoon)

Slide 28 - Quizvraag

Heb je nog vragen over de gemengde groep, znw en bnw?

Slide 29 - Open vraag

einde verplichte onderdeel

Je hebt nu lekker geoefend met de naamwoorden 

- in deze LessonUp is nog een extra opdracht (congruentie) opgenomen, ook wordt er stilgestaan bij het vragend en onbepaald voornaamwoord (τις, τίς)

Slide 30 - Tekstslide

τί(ς) (τίνος)
τι(ς) (τινος)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Vertaal (zelfstandig óf bijvoeglijk):
τίς ἡκει;
A
komt iemand?
B
wie komt?
C
welke hij komt?
D
iemand komt

Slide 38 - Quizvraag

τίνι γυναικι βοηθειν ἠθελες
A
jij wil een of andere vrouw helpen
B
wie wil je helpen met de vrouw
C
welke vrouw wil je helpen
D
jij wil iemand helpen voor de vrouw

Slide 39 - Quizvraag

τισιν ἐπιστευετε
A
vertrouw hen
B
jullie vertrouwden sommigen
C
wie vertrouwden jullie?
D
wat voor iets vertrouwden jullie?

Slide 40 - Quizvraag

φυλακες τινες παρησαν
A
sommigen waren bewakers
B
de bewakers waren ergens aanwezig
C
welke bewakers waren aanwezig
D
enkele bewakers waren aanwezig

Slide 41 - Quizvraag

Over de volgende opdrachten A en B
In de volgende slide volgen opdracht A en B. 
Maak de opdrachten in je schrift. De slide erna volgt een "foto opdracht", upload als antwoord daar een foto van je schrift waar je die opdracht A en B laat zien.

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht A: congruentie
Zet bnw in juiste vorm.
1. των κακων (πας)
2. του πατρος (σωφρων)
3. αἱ γυναικες (σωφρων)
4. τα σωματα (εὐδαιμων)
5. οἱ ἡγεμονες (ἀφρων)
6. την ὑδραν (εὐδαιμων)
7. τῳ λεοντι (σωφρων)
Opdracht B
Zet bnw in juiste vorm.
1.  πας   vrl nom mv
2. εὐδαιμων onz nom ev
3. σωφρων mnl nom mv
4. ἀφρων onz nom mv
5. σωφρων mnl acc ev
6. σωφρων vrl dat ev
7. σωφρων vrl dat mv

Slide 43 - Tekstslide

Lever een foto van je schrift in, met opdracht A en B van de vorige slide.

Slide 44 - Open vraag