Examenidioom Engels vmbo GT H1-10

Examenidioom 1-10






How many words do you already know from these chapters?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Examenidioom 1-10






How many words do you already know from these chapters?

Slide 1 - Tekstslide

to adapt
A
aangaan
B
aankleden
C
aanpassen
D
aangeven

Slide 2 - Quizvraag

acquaintance
A
familie
B
vriend
C
kennis
D
buurman

Slide 3 - Quizvraag

solitary
A
eenzaam
B
zoals
C
zonnig
D
herkenbaar

Slide 4 - Quizvraag

mammal
A
moederfiguur
B
dierenarts
C
zoogdier
D
onderscheiden

Slide 5 - Quizvraag

Vocabulary - Sleep de vertaling naar het juiste woord
talent
schorsen
gezond
verzoenen
aanmoedigen
onafhankelijk
roekeloos
gewoonte
koppig
ability
suspend
wholesome
reconcile
independent
reckless
custom
stubborn
encourage

Slide 6 - Sleepvraag

to distinguish
A
achtervolgen
B
onderscheiden
C
tegenslag
D
ongedierte

Slide 7 - Quizvraag

to grow
A
verbouwen
B
tevoorschijn komen
C
maag
D
fokken

Slide 8 - Quizvraag

fragrance

Slide 9 - Open vraag

rural

Slide 10 - Open vraag

Vocabulary - Sleep de vertaling naar het juiste woord
generous
inclined
conduct
assure
italics
imply
impartial
pursuit
aim
gul
geneigd
gedrag
verzekeren
laten doorschemeren
onpartijdig
bezigheid
richten
schuingedrukt

Slide 11 - Sleepvraag

vermin

Slide 12 - Open vraag

Mortality
A
vermeerderd
B
meertaligheid
C
sterfte
D
vruchtbaarheid

Slide 13 - Quizvraag

to emerge
A
tevoorschijn komen
B
onderdompelen
C
verdwijnen
D
spoeden

Slide 14 - Quizvraag

Hostile
A
beleefd
B
gijzelen
C
onbeleefd
D
vijandig

Slide 15 - Quizvraag

inevitable

Slide 16 - Open vraag

Vocabulary - Sleep de vertaling naar het juiste woord
vein
appal
reconcile
grieve
thorough
genuine
vast
sufficient
moderate
ader
verbijsteren
verzoenen
treuren over
echt
enorm
voldoende
gematigd
grondig

Slide 17 - Sleepvraag

vruchtbaar =

Slide 18 - Open vraag

to devour
A
aanbidden
B
verslinden
C
verminderen
D
verteren

Slide 19 - Quizvraag

to play truant

Slide 20 - Open vraag

detention
A
schorsen
B
nablijven
C
spijbelen
D
van school sturen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe leer je woordjes?

Slide 22 - Woordweb