Les 4 Leesvaardigheid

Les 4 Leesvaardigheid
- Je leert de opbouw van teksten herkennen.
- Je leert de kernzin aanwijzen.
- Je leert de hoofdgedachte formuleren.
- Je leert hoofd- en bijzaken onderscheiden.
- Je leert aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4 Leesvaardigheid
- Je leert de opbouw van teksten herkennen.
- Je leert de kernzin aanwijzen.
- Je leert de hoofdgedachte formuleren.
- Je leert hoofd- en bijzaken onderscheiden.
- Je leert aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je leert (weer) de hoofdgedachte formuleren.
- Je leert (weer) hoofd- en bijzaken onderscheiden.
- Je leert (weer) aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom
- Lezen in leesboek (15 min)
- Huiswerk bespreken (10 min)
- Terugblikquiz (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik: Huiswerk
Huiswerk: Talent A 3.3 Lezen, opdrachten: 10, 11, 12, 15, 16 (alleen a) en 17



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Terugblikquiz H3 Lezen

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de standaard tekstopbouw?
A
inleiding - slot - middenstuk/kern
B
slot - inleiding - middenstuk/kern
C
middenstuk/kern - inleiding - slot
D
inleiding - middenstuk/kern - slot

Slide 13 - Quizvraag

De tekstopbouw in een nieuwsbericht bestaat uit:
A
Inleiding - kern - slot
B
Inleiding - kern - samenvatting
C
Inleiding - kern
D
Inleiding - slot

Slide 14 - Quizvraag

Tekstopbouw:
Wat hoort er niet bij?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot
D
Afbeeldingen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de meest voorkomende tekstopbouw?
A
driedeling: inleiding - uitleg - slot
B
tweedeling: inleiding - slot
C
tweedeling: inleiding - kern
D
driedeling: inleiding - kern - slot

Slide 16 - Quizvraag

Tekstopbouw:
Wat is geen doel van het slot?
A
Samenvatting geven
B
Een grappig verhaal vertellen
C
Conclusie weergeven
D
Een advies geven

Slide 17 - Quizvraag

Als een tekst geen slotalinea heeft, dan heeft de tekstopbouw een
A
tweedeling
B
driedeling

Slide 18 - Quizvraag

Onderwerp en hoofdgedachte:
Wat kan géén hoofdgedachte zijn?
A
Jongetje stoot beeld van 4.000 euro om en moet betalen
B
Honden troosten kinderen na aanslag in VS
C
Doden in China
D
Kangoeroe huppelt door weiland op Texel

Slide 19 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker.
C
Vogelspin in fruit
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 20 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Wat betekent het woord hoofdgedachte?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
Het onderwerp van de tekst.
C
Een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent.
D
Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin.

Slide 21 - Quizvraag

De hoofdgedachte is...
A
een uitgebreide samenvatting
B
een soort minisamenvatting
C
de titel van de tekst

Slide 22 - Quizvraag

Hier staan drie bijzaken en één hoofdzaak. Kies de hoofdzaak.
A
De T-Ford werd een groot succes door het gebruik van de lopende band.
B
De productietijd per auto daalt van 12 uur naar 26,5 minuut.
C
Ford breidt de verkoop en fabricage uit naar het buitenland.
D
In het begin van de jaren twintig bestaat de helft van alle auto's ter wereld uit T-Fords.

Slide 23 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?

A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het verwijswoord:
Hij wil zodra hij zeventien is rijles nemen.
A
Hij
B
wil
C
zeventien
D
rijles

Slide 25 - Quizvraag

Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin

Slide 26 - Quizvraag

Huiswerk dinsdag
Maak de opdrachten bij tekst 3 (samen tekst lezen)
Opdracht 18, 19, 20 , 21, 22, 23 en 24

Slide 27 - Tekstslide