Les 1 - De vitale functies

Vitale functies
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen

  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 2 - Tekstslide

Vitale functies:

Bloeddruk
Hartslag
ademhaling
lichaamstemperatuur
Bewustzijn

Beoordelen door:

Kijken
Luisteren
Voelen

Slide 3 - Tekstslide

Temperatuur

Slide 4 - Tekstslide

Temperatuur waarden 

Normaal: 36.5-37.5
Te koud: <36.5
Onderkoeling: <35.0
Verhoging: 37.5-38.0
Koorts: >38.0
Hyperthermie: > 41.0
Te koud:
verhoging spierspanning
(willekeurige spieren krijgen onwillekeurige bewegingen)
Rillen, klappertanden

Te warm
Zweten

Slide 5 - Tekstslide

Hartslag

Slide 6 - Tekstslide


Waar kunnen we de hartslag voelen? 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Waar let je op?
De frequentie
De vulling
De regelmaat

Slide 9 - Tekstslide

Afwijkingen
Tachycardie= een hartfrequentie boven de 100 slagen per min
Oorzaken: stress, koffie, uitdroging
Bradycardie= een hartfrequentie onder de 60 slagen per min
Oorzaken: geneesmiddelen, drugs,hartproblemen
Aritmie= onregelmatige hartslag
Oorzaken: hartritmestoornissen

Slide 10 - Tekstslide

Ademhaling (respiratie)

Slide 11 - Tekstslide

Beoordelen van de ademhaling
Ademhalingsfrequentie en patroon
Kleur van de huid
Gebruik van hulpademhalingsspieren en buikademhalingsspieren
Ademgeruis 
Eventueel saturatie meten

Slide 12 - Tekstslide

Observatie ademhaling
- Frequentie ademhaling
- Diepte en gelijkmatigheid ademhaling
- Regelmaat van de ademhaling
- Geluid van de ademhaling

Slide 13 - Tekstslide

Frequentie ademhaling
Normale ademhaling:
Bij volwassenen 15 tot 20 maal per minuut 
Kinderen 20 tot 25 maal per minuut
Baby’s 30 tot 40 maal per minuut

Slide 14 - Tekstslide

De saturatie

Slide 15 - Tekstslide

2 manieren van saturatie meten



100 % is prima
<95 % is hypoxaemie
1) arteriële bloedgasanalyse: deze methode vereist een arteriële bloedafname, de benodigde analyse apparatuur

2) de transcutane (door de huid en nagelbed) meting met een saturatiemeter: deze methode is heel eenvoudig


Slide 16 - Tekstslide

Bloeddruk

Slide 17 - Tekstslide

Bloeddruk  
De bloeddruk is de druk in de slagaders. Die druk ontstaat als het hart het bloed in de bloedvaten perst.
 

De bloeddruk wordt daarom uitgedrukt in twee getallen:
• bovendruk (systolische druk);
• onderdruk (diastolische druk).  

Slide 18 - Tekstslide

Bovendruk (systolische druk)
Als het hart zich samenknijpt om dat te doen, is de bloeddrukwaarde het hoogst. Dat heet de bovendruk

Slide 19 - Tekstslide

Onderdruk (diastolische druk)
Als het hart zich weer ontspant, is de bloeddruk waarde het laagst. Dat heet de onderdruk

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

De bloeddruk schommelt gedurende de dag. 

In de ochtend en avond is de bloeddruk meestal lager dan in de middag. 

Daarnaast wordt de bloeddruk beïnvloed door inspanning en emoties. 


Slide 22 - Tekstslide

Bloeddruk kan beïnvloed worden door:
Emoties en stress
Leeftijd
Medicatie
Lichamelijke inspanning
Lichaamsgewicht/ voedingsstijl

Slide 23 - Tekstslide

Verschijnselen bij een te hoge bloeddruk
Vermoeidheid, Hoofdpijn
Stoornis van gezichtsvermogen/ 
Neusbloeding
Kortademigheid bij inspanning
Hersenbloeding
Nachtelijke benauwdheid

Slide 24 - Tekstslide

Verschijnselen bij een te lage bloeddruk

Flauwtes
Vermoeidheid
Duizeligheid door beweging
Hartkloppingen
Shock

Slide 25 - Tekstslide

Automatische bloeddrukmeting 
Bij het meten van de bloeddruk
 met een elektronische 
bloeddrukmeter wordt de 
bloeddruk meteen na de meting
 digitaal weergegeven.
 Vaak is ook de hartslag 
(per minuut) af te lezen. 

Slide 26 - Tekstslide

Handmatige bloeddrukmeting 
Voor de handmatige bloeddrukmeting gelden dezelfde voorwaarden wat betreft afmetingen van de bloeddrukband en contra-indicaties als bij de automatische bloeddrukmeting. 

Een verschil is dat bij deze meting een bloeddrukmeter met handmatige pomp wordt gebruikt en dat een stethoscoop nodig is. 

Slide 27 - Tekstslide

Contra-indicaties.
De bloeddruk mag niet worden gemeten aan een arm indien:
• Wonden aanwezig zijn;
• De arm gezwollen is;
• De arm verlamd is;
• De lymfeklieren in de oksel zijn verwijderd (okselkliertoilet);
• Een infuus in de arm aanwezig is.
Meet in deze gevallen de bloeddruk aan de andere arm.

Slide 28 - Tekstslide

Wat gebeurt er tijdens het bloeddrukmeten?
1: de bloeddrukband drukt het bloedvat  helemaal 
dicht

2: het bloedvat heeft net genoeg kracht om door  de 
                                                                                            band heen te gaan. Je hoort de eerste slag
                    Je meet nu de SYSTOLE                                                        

3: het bloed kan weer "normaal" door  het bloedvat 
stromen. Je hoort de laatste slag.
Je meet nu de DYSATOLE                                                   

Slide 29 - Tekstslide

Wat heb je nodig om de bloeddruk te kunnen meten?
Bloeddrukmeter
Stethoscoop
Gaasje
Alcohol 70%
Pen en papier

Slide 30 - Tekstslide

De juiste plaats van de bloeddrukband
We meten aan d de linker arm

Slide 31 - Tekstslide

Meten
Leg de band aan
Pomp de band op tot het moment dat je de pols niet meer voelt
Pomp er nu nog 30 mmHG extra bij
Leg de stethoscoop in de elleboogplooi
Laat de band langzaam (2 "streepjes" per sec.) leeg laten lopen
Waarde van de systole en diastole onthouden
Band helemaal leeg laten lopen en verwijderen

Slide 32 - Tekstslide


Slide 33 - Tekstslide