Biologie Klas 1 mh thema 1.5 Allemaal anders

1.5 Allemaal anders
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.5 Allemaal anders

Slide 1 - Tekstslide

1.5: Allemaal anders
  • Ik kan aanpassingen bij planten beschrijven
  • Ik kan aanpassingen bij dieren beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Allemaal anders
Alle organismen hebben aanpassingen aan hun leefwijze en leefomgeving

Slide 3 - Tekstslide

Overleven
Wat heb je nodig om te kunnen overleven? (4 V's)

  • Voedsel
  • Verdediging tegen/aanpassing aan omgeving
  • Ontkomen aan vijanden
  • Voortplanten

Slide 4 - Tekstslide

Aangepassingen bij planten.
Planten in het water hebben weinig stevige delen, niet nodig, water geeft stevigheid).

Ze groeien in bovenste deel van het water, omdat ze licht nodig hebben.

Slide 5 - Tekstslide

Plant aangepast aan natte omgeving
Plant aangepast aan droge omgeving

Slide 6 - Tekstslide

Aanpassing bij planten

Slide 7 - Tekstslide

Verdediging tegen vraat
  1. mechanische afweer: haren, stekels, etc
  2. chemische afweer: cafeïne, nicotine
     - Direct: gifstof
    - Indirecte: de natuurlijke
    vijand wordt gelokt

Slide 8 - Tekstslide

Aanpassingen bij dieren

Slide 9 - Tekstslide

Dieren
Verdedigen
Ook dieren verdedigen zich, bijvoorbeeld door:
- stekels
- schutkleuren
- gif
- pantser
- gevaarlijk lijken

Slide 10 - Tekstslide

Aanpassingen dieren aan de  temperatuur

          
                                       
                                         gematigde omgeving
Koude omgeving:                                                 Warme omgeving: kleine oren en poten                                             grote oren en poten

Slide 11 - Tekstslide

Gestroomlijnd

Slide 12 - Tekstslide

Gestroomlijnd
Alle waterdieren zijn altijd gestroomlijnd.
Daardoor kunnen zij sneller door het water.

Slide 13 - Tekstslide

gestroomlijnd

Slide 14 - Tekstslide

Vissen (gestroomlijnd)
gestroomlijnd


Slide 15 - Tekstslide

Niet gestroomlijnd
Wel gestroomlijnd

Slide 16 - Tekstslide

Aanpassingen bij vissen

Slide 17 - Tekstslide

Aanpaste ademhalingsorganen

Een dier kan ademhalen met de huid, met longen of met kieuwen.

Slide 18 - Tekstslide

Aanpassing eencellige

Geen ademhalingsorganen

Ademhaling via het celmembraan

Slide 19 - Tekstslide

Eencellige
  • Ademhaling via celmembraan
  • Geen speciale ademhalingsorganen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe heeft dit organisme zich aangepast?

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zijn dieren aangepast aan hun voedsel?
Vogels hebben verschillende soorten gebitten

Slide 22 - Tekstslide

Hoe heeft dit organisme zich aangepast?

Slide 23 - Tekstslide

Aangepaste snavels
Voeden
Vogels hebben verschillende snavels, aangepast aan het voedsel dat ze eten.

Slide 24 - Tekstslide

Aangepast aan bodem
Voortbewegen 
De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond waarop het dier leeft

Zie volgende video!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Aangepast
Voortbewegen 
Zoolgangers: lopen op hele voetzool

Teengangers: lopen op hun tenen

Topgangers: lopen op toppen van hun tenen (ook wel hoefgangers)

Slide 27 - Tekstslide

Allemaal anders 

Begrippen: 
aanpassingen
aanpassingen bij planten - uitdroging
aanpassingen bij dieren - 
gestroomlijnd/verschillende snavels/verschil in lopen


Slide 28 - Tekstslide



Hiernaast zie je een poolvos.
Wat is geen aanpassing aan de omgeving van de poolvos?
Bio leerdoel 42
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte

Slide 29 - Quizvraag

Een plant kan zich aanpassen aan de omgeving. Als een plant in de schaduw staat, dan maakt hij zijn stengel zo lang mogelijk. Op die manier probeert de plant uit de schaduw te komen.
Welke twee levenskenmerken zijn daarbij betrokken?

A
Groeien en voortplanten.
B
waarnemen en voortplanten
C
Voortplanten en waarnemen.
D
Waarnemen en groeien.

Slide 30 - Quizvraag

Planten en dieren hebben aanpassingen die helpen te overleven in hun omstandigheden.

Kies de bewering die NIET klopt.
A
Een cactus heeft een dikke stengel om vocht op te slaan
B
Een kat heeft lange nagels om mee te kunnen klimmen
C
Een boom heeft diepe wortels om stevig te staan
D
Een mens heeft grote hoektanden om vlees te verscheuren

Slide 31 - Quizvraag

Camouflage van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag

Slide 33 - Quizvraag

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 34 - Quizvraag

Welke aanpassing heeft een bramenplant?
A
stekels
B
brandharen
C
gifstof
D
gifstekel

Slide 35 - Quizvraag

Afsluiting
Leerdoelen:
  • Je kunt voorbeelden geven van aanpassingen die organismen doen om te leven.
  • Aanpassingen voor: leefomgeving, voeden, voortbewegen en verdedigen
Oefen de flitskaarten en maak Test Jezelf, óf bekijk het volgende filmpje over aanpassingen bij dieren.

Slide 36 - Tekstslide

Huiswerk



maken opdracht: 1 t/m 8




Slide 37 - Tekstslide