mavo 3 deeltaak 6 les 1

Deeltaak 6 mavo 3
Algemene taalvaardigheid
Les 1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deeltaak 6 mavo 3
Algemene taalvaardigheid
Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
De stof van deeltaak 5 en 6 samen vormt het laatste schoolexamen Nederlands dit schooljaar (15%)!

* korte herhaling
* werkwoordspelling
* overdrijving en understatement

Slide 2 - Tekstslide

Welk citaat is juist geschreven?
A
Hij zei: 'Ik mag morgen weer naar voetbal.'
B
'Ik mag morgen weer naar voetbal:'zei hij.
C
'Mag ik morgen weer naar voetbal?', vroeg hij.
D
Hij zei 'dat hij morgen weer naar voetbal mag.'

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen homoniem?
A
bank
B
muis
C
telefoon
D
meer

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
zonnenschijn
B
bananenschil
C
groentensoep
D
berensterk

Slide 5 - Quizvraag

De hoofdletter van welk woord is goed?
A
Maandag
B
September
C
Kerstvakantie
D
Pasen

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoordspelling
Herhaling
Omdat het zo lastig is....

Slide 7 - Tekstslide

Persoonsvorm t.t.
* Hoe vind je de persoonsvorm?
- Maak een vraagzin
- Zet de zin in een andere tijd (tijdproef) of een ander aantal (getalproef)
De standaardregel: 
Kijk naar de STAM (ik-vorm).
Je/jij STAM+t  - Hij/zij/het STAM+t - Meervoud - hele werkwoord

Slide 8 - Tekstslide

De politie ........... (verhoren) de verdachte al urenlang.
A
verhoort
B
verhoord
C
verhoordt
D
verhoren

Slide 9 - Quizvraag

Hij ................. (versturen) morgen een mail aan zijn docent.
A
verstuurt
B
verstuurd
C
verstuurdt
D
verstuurde

Slide 10 - Quizvraag

PV v.t. en voltooid deelwoord
HAAL -EN VAN HET HET HELE WERKWOORD EN KIJK NAAR

'T EX-KOFSCHIP

Slide 11 - Tekstslide

Hij ..............(starten) de auto en reed naar huis.
A
start
B
starte
C
startte

Slide 12 - Quizvraag

Jan en Kees ............... (liften) vorige zomer naar Parijs.
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 13 - Quizvraag

Hij heeft zijn mail nog altijd niet ................ (beantwoorden).
A
beantwoord
B
beantwoordt

Slide 14 - Quizvraag

Zij zijn naar een andere stad ..........(verhuizen).
A
verhuist
B
verhuizt
C
verhuisd
D
verhuisdt

Slide 15 - Quizvraag

Overdrijving en understatement
Hoofdstuk 5 Woordenschat (p. 175).

Overdrijving: iets extra laten opvallen door iets veel groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.

* Het was een doodsaaie les.
* Ik sta al een eeuwigheid op die trein te wachten.

Slide 16 - Tekstslide

Bedenk zelf een mooie overdrijving.

Slide 17 - Woordweb

Understatement
De schrijver van een artikel zwakt iets af om het minder erg te laten lijken. 

* Je hebt een 3 voor je toets gehaald; je hebt dus wel wat foutjes gemaakt. (Je hebt veel fouten gemaakt).
* Hij was onaangenaam verrast toen zijn vriendin er met zijn beste vriend vandoor ging.  

Slide 18 - Tekstslide

Wie weet zelf een mooi understatement?

Slide 19 - Woordweb

Huiswerk
* werkwoordspelling p. 185/186 opdracht 1 en 2 (herhaling, maar goed voor de oefening!)
* woordenschat h. 5 (p. 175 e.v.) opdracht 1 t/m 6
(Zie ook It's Learning)

Slide 20 - Tekstslide