BL les 3: Tekstfuncties


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 3: Tekstfuncties

G3
 P2 2019-2020
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 3: Tekstfuncties

G3
 P2 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les ...

... heb je nog een keer geoefend met signaalwoorden en tekstverbanden.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les ...

... weet je wat tekstfuncties zijn.
... kun je de functie van een tekstgedeelte benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten

Een tekstgedeelte (dat kan een alinea, een deel van een alinea of een groepje alinea's zijn) hebben een rol/taak/functie in een tekst (= functie tekstgedeelte).

Voorbeeld: 
Een schrijver legt iets iets uit en geeft daarna een voorbeeld. De alinea met het voorbeeld heeft dan de functie van voorbeeld. 



Slide 4 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten
Bewijs: de juistheid van een stelling wordt aangetoond
Constatering: er wordt iets vastgesteld/opgemerkt
Gevolgen:  de gevolgen van een maatregel/verschijnsel worden beschreven
Nuancering:  een standpunt/bewering wordt afgezwakt door andere gezichtspunten
Ontkenning: de bewering wordt weergegeven en de schrijver geeft aan dat hij het er niet mee eens is

Slide 5 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten
Oorzaak: er wordt beschreven waardoor iets is ontstaan
Opsomming: een aantal meningen, verschijnselen, voorbeelden of verklaringen wordt genoemd
Theorie:  met een algemene beschrijving wordt een feit/verschijnsel verklaard of voorspeld
Toelichting: een stelling/theorie wordt uitgelegd/toegelicht met voorbeelden of gevolgen

Slide 6 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten
Advies: de schrijver geeft een goede raad
Afweging: de schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze
Argument: de schrijver geeft aan waarom hij iets vindt
Argumentatie: de schrijver geeft meerdere argumenten
Bewering: een stelling die de schrijver moet onderbouwen
Conclusie: de schrijver komt tot een gevolgtrekking

Slide 7 - Tekstslide

Functies van tekstgedeelten
Oplossing een oplossing volgt na het probleem
Probleemstelling de schrijver geeft hiermee aan over welk probleem zijn tekst gaat
Tegenwerping de schrijver maakt bezwaar of heeft bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie
Weerlegging de schrijver probeert met tegenargumenten aan te tonen dat de mening of argumentatie van een ander niet goed is

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar de ELO. Ga naar: Begrijpend lezen
Download de tekst: Altijd online
Lees de tekst. 

Log in bij LU: BL les 3
Beantwoord de vragen op de volgende slides.
Stel de juiste functie vast van de tekstfragmenten. Je kunt steeds kiezen uit een aantal gegeven mogelijkheden.

Slide 9 - Tekstslide

1. Goed, hij was net erg zenuwachtig geweest door een twitterstilte van een uur (alinea 1).


A
toelichting
B
antwoord
C
weerlegging
D
toegeving

Slide 10 - Quizvraag

2. Zijn mobieltje kreeg geen verbinding met internet (alinea1).
A
bewijs
B
oorzaak
C
voorbeeld
D
aanleiding

Slide 11 - Quizvraag

3. ‘Maar een ander schreeuwt naar zijn tv, als Ajax scoort. Zo heeft iedereen wel iets’ (alinea 2).
A
vergelijking
B
redenering
C
afweging
D
mening

Slide 12 - Quizvraag

4. Dat is natuurlijk razend interessant voor jongeren, zeker voor pubers die erg zijn gericht op hun eigen wereldje (alinea 4).
A
gevolg
B
constatering
C
aanvulling
D
toelichting

Slide 13 - Quizvraag

5. Pubers zijn zelf slecht in staat een grens te trekken in al die verleidelijke mogelijkheden en kunnen de oproep van een ander moeilijk weerstaan (alinea 6).
A
beoordeling
B
verklaring
C
theorie
D
oproep

Slide 14 - Quizvraag

6. Van Sarkom schrijft het als een groot springtouw, waar een hele groep jongeren steeds maar in probeert te blijven om vooral niks te missen. Bovendien moet je zelf ook wat te melden hebben, anders lig je er ook zo uit (alinea 8).
A
vergelijking
B
opsomming
C
beschrijving
D
definitie

Slide 15 - Quizvraag

7. Jongeren kunnen roepen dat ze geweldig kunnen ‘multitasken’, ofwel verschillende dingen tegelijkertijd doen, maar dat kunnen ze volgens nieuwe onderzoeken juist minder dan volwassenen (alinea 11).
A
hypothese
B
karakterisering
C
probleemstelling
D
vaststelling

Slide 16 - Quizvraag

8. Volgens andere onderzoekers evolueert het zoekgedrag van jongeren zo dat ze best in staat zijn om effectief allerlei snippers bij elkaar te zoeken en met elkaar te verbinden, maar krijgen ze steeds meer moeite met het lezen van lange stukken (alinea 12).
A
gevolgen
B
opsomming
C
bewering
D
verklaring

Slide 17 - Quizvraag

9. Nu is dat proces al langer gaande. Waar leerlingen in 1985 nog instaat waren een flinke lap tekst uit NRC Handelsblad te lezen in een examen, zouden heel
veel jongeren van nu al halverwege zuchtend afhaken (alinea 12).
A
toegeving
B
beschrijving
C
gevolgen
D
ontkenning

Slide 18 - Quizvraag

10. Dat is ook geen wonder, constateerde de Amerikaanse wetenschapper
Nicholas Carr in een geruchtmakend artikel in het blad The Atlantic. Na tien jaar enthousiast informatie zoeken op internet was hij niet meer in staat een boek te lezen, stelde hij twee jaar geleden. Hij kon de concentratie voor deep reading niet meer opbrengen, gewend als hij was aan de quick wins op internet. Een deel van zijn her- senen had hij lange tijd te weinig aangesproken, constateerde Carr in ‘Is Google Making Us Stupid?’ (alinea 13).
A
verklaring
B
toelichting
C
aanvulling
D
toegeving

Slide 19 - Quizvraag

11. Oefenen in zelfstandig werken is goed, stelt hij in het onlangs verschenen ‘Ellis en het verbreinen’. Maar het is niet geschikt voor iedereen. De balans moet goed zijn, tussen sturen en loslaten (alinea 14).
A
argumentatie
B
relativering
C
uitwerking
D
samenvatting

Slide 20 - Quizvraag

12. Het is jammer, vindt Veen, dat volwassenen van nu – ouders en docenten – zelf zo slecht overweg kunnen met al die mogelijkheden en geneigd zijn de voet op de rem te zetten. Trendwatcher Adjiedj Bakas heeft het zelfs over ‘zuurbekjes en droefsnoetjes’, die de weg naar een prachtige toekomst niet zien (alinea 16).
A
standpunt
B
relativering
C
beschrijving
D
tegenwerping

Slide 21 - Quizvraag

Tot slot:
Mijn conclusie over het bepalen van de functies van tekstgedeelten...

Slide 22 - Open vraag