Hoofdstuk 1 Hoe welvarend ben jij

Hoofdstuk 1
1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
1.2 Hoe word je beÏnvloed?
1.3 Je inkomsten en uitgaven
1.4 Wordt alles duurder?
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1
1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
1.2 Hoe word je beÏnvloed?
1.3 Je inkomsten en uitgaven
1.4 Wordt alles duurder?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Lesdoelen 1.1
  • wat het verschil is tussen primaire en secundaire behoeften
  •  wat het bij economie betekent als iets schaars is
  • wat welvaart is en hoe je welvaart kan toenemen
  • hoe je met een percentage een getal kunt uitrekenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar heb je behoefte aan?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Behoeften
Primaire behoeften                                     Secundaire behoeften
Heb je nodig om te overleven                 Alle behoeften die je hebt                                                                              om je leven beter te maken.



Om je behoeften te vervullen zijn middelen nodig: tijd en geld

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Primair of secundair?
Make-up?

Auto?

Huur van je woning?


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Vrije goederen
  • Je hoeft er niets voor op te offeren om ze te bezitten
  • zon, zee, lucht
Je hebt goederen nodig om in je behoeften te voorzien
  • Schaarse goederen
  • Er zijn middelen nodig om ze te maken

Slide 6 - Tekstslide

Schaars is in de economie niet hetzelfde als zeldzaam.

Brood is niet zeldzaam, want er is best veel van. Maar brood is wel schaars, want boeren gebruiken hun tijd en hun land om graan te telen. Graan wordt gemalen en bakkers maken er brood van. Door al dit soort middelen die ingezet worden, moet je voor schaarse goederen een prijs betalen. Als goederen schaarser worden, gaat de prijs ervan omhoog.
Prioriteiten stellen
  • Dus: behoeften zijn onbeperkt!
  • We moeten kiezen wat het belangrijkste is.....
  • .... dat noemen we prioriteiten stellen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welvaart en zelfvoorziening
  • Welvaart = de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien
  • Zelfvoorziening = in je behoeften voorzien door zelf iets te maken

Slide 8 - Tekstslide

Door het maken van de juiste keuzes kun je beter in je behoeften voorzien. Daarmee neemt je welvaart toe, dit noem je prioriteiten stellen. Je bepaalt dan welke behoeften jij het belangrijkst vindt en waar jij je tijd en geld aan wilt besteden.
+
Zelfvoorziening: zelf je fietsband plakken of een taart/brood bakken. Hiermee voorzie je in een behoefte zonder iets te kopen.
Met procenten een getal berekenen
Je inkomen is € 840,-
Daarvan spaar je 15%
Hoeveel spaar je dan?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 1.2
  • Door wie word jij als consument beïnvloed?
  • Wat is marketing en de marketingmix?
  • Wat voor soorten reclame zijn er?
  • Percentages uitrekenen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koopgedrag
Sociale beïnvloeding:
je koopgedrag wordt beïnvloed door mensen in je omgeving,  familie/ vrienden.

Commerciële beïnvloeding

je koopgedrag wordt beïnvloed door fabrikanten en winkeliers, proberen je over te halen om iets te kopen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marketing
Marketing: Bedrijven doen er alles aan om hun product te verkopen.

Bedrijven gebruiken de marketinginstrumenten (6 P’s)

Meerdere P’s tegelijk gebruiken = marketingmix

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(6 P’s)
  1. Productbeleid: kwaliteit, A- of B-merk
  2. Prijsbeleid: hoe hoog wordt de prijs?
  3. Plaatsbeleid: waar verkoop je je product? (online of locatie)
  4. Promotiebeleid: reclame, sponsoring? (hoe onder de aandacht brengen)
  5. Personeelsbeleid: goed opgeleid en vriendelijk personeel
  6. Presentatiebeleid: welke uitstraling heeft je winkel?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reclame
Reclame wil je overhalen iets te doen of een product te kopen.

2. Soorten reclame:

1. Commerciële reclame:  -merkreclame -informatieve reclame
-sluikreclame

2. Ideële reclame: Mensen laten nadenken over problemen in de maatschappij -> gedragsverandering

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Commerciële reclame
Bedoeld om te verleiden tot een aankoop.

Dit kan zijn:
- een informatieve reclame (info over het product);
- een merkreclame (vergroten naamsbekendheid).

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ideële reclame
Heeft als doel de mentaliteit en het gedrag van mensen te veranderen.
Ideële reclame gaat vaak over maatschappelijke problemen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Percentages uitrekenen
Rekenen met procenten
Stel je wilt weten hoeveel procent korting de actie "drie halen, twee betalen" jou gaat opleveren.


percentage = gevraagde aantal : totaal * 100% 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met procenten --> voorbeeld
Je koopt een tas van normaal gesproken €75. 
Je krijgt €30 korting. Hoeveel procent is dat? 
                     




30:75*100% = 40% korting

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 1.3
- Soorten inkomens
- Soorten uitgaven
- Omrekenen maand naar week en andersom

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 Je inkomsten en uitgaven
  • Nibud
  • Budgetteren
  • Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven
  • Begroting
  • Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Welke verschillende inkomens ken je al?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omrekenen maand naar week

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 1.4
- Reserveren
- Procentuele veranderingen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reserveren
- Je zet geld opzij waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen.

Berekening:
Reservering per maand = benodigd bedrag ÷ aantal maanden

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen
Je wilt over een jaar een nieuwe telefoon van 
€ 760 kopen. 
Van je ouders krijg je € 100. 
Hoeveel moet je per maand reserveren?



Slide 28 - Tekstslide

€ 760 - € 100 = € 660 heb je nog nodig.
€ 660 ÷ 12 = € 55 moet je per maand reserveren.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procentuele stijging of daling berekenen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding
Hoofdstuk 1 afgerond
Maken opdrachten behorende bij paragrafen
Wat je lastig vind--> (reken) opgaven oefenen/herhalen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies