Les 7 - Fictie en non-fictie

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
  • Je weet welke verschillende soorten fictie en non-fictie er zijn. 
  • Ik kan aan de titel, de voorkant of een korte beschrijving  van het boek herkennen of het om fictie of non-fictie gaat. 
  • Ik kan uitleggen waaraan je kunt zien of een verhaal wel of niet fictie is. 
  • Ik kan uitleggen wanneer en waarom ik een fictie of  juist non-fictieboek zou willen lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Fictie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Oorlogswinter
Realistische fictie

Het is verzonnen, maar had echt kunnen gebeuren

Slide 6 - Tekstslide

In de ban van de ring
Niet-realistische fictie

Het is verzonnen, maar kan niet echt gebeuren.

Slide 7 - Tekstslide

Non-fictie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Het Achterhuis
Non-fictie

Het is een dagboek over het onderduiken voor de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. 

Het is waargebeurd.  

Slide 10 - Tekstslide

Welke uitspraak of uitspraken passen het best bij jou? Leg uit!

A Ik lees graag informatieve boeken.
B Ik lees graag boeken over waargebeurde verhalen.
C Ik lees graag boeken over mijn eigen leefwereld.
D Ik lees graag boeken over een fantasiewereld.
E Ik lees graag boeken over
F Ik lees alleen boeken als het moet.

Slide 11 - Open vraag

realistische fictie
niet-realistische fictie
non-fictie

Slide 12 - Sleepvraag

Waarom kan fictie realistisch en niet-realistisch zijn? Leg
uit in je eigen woorden.

Slide 13 - Open vraag

Wat vind jij, is een vlog over het dagelijks leven van
iemand fictie of non-fictie? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open vraag

Noem drie soorten non-fictie teksten

Slide 15 - Open vraag

Sleep de covers naar de juiste vakjes. Zie ook vraag 6 in je boek. 
Werkstuk over scheiding
Hoe is het als je ouders scheiden?
Spannend verhaal

Slide 16 - Sleepvraag

Maak vraag 7 in je boek. Lees de drie fragmenten op pagina 19.

Welke van de drie fragmenten is of zijn fictie? Leg ook uit waarom.

Slide 17 - Open vraag

Welke fragment of fragmenten op pagina 19 zijn echt gebeurd? Waarom denk je dat?

Slide 18 - Open vraag

Wat is fictie en wat is non-fictie?

Slide 19 - Open vraag

Hoe zie je aan de titel, voorkant of een korte beschrijving van het boek of het om fictie of non-fictie gaat?

Slide 20 - Open vraag

Hoe weet je of een verhaal wel of niet fictie is?

Slide 21 - Open vraag

Wat lees jij het liefste?
Fictie of non-fictie? Leg uit!

Slide 22 - Open vraag