M5 Paragraaf 2.1 en 2.2 Gevangenendilemma en Collectieve goederen

Module 5, Hoofdstuk 2:
2.1 en 2.2 Gevangenendilemma & Collectieve goederen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Module 5, Hoofdstuk 2:
2.1 en 2.2 Gevangenendilemma & Collectieve goederen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt beoordelen wanneer er sprake is van een gevangenendilemma
  • Je kunt het gevangendilemma gebruiken om uit te leggen waarom de overheid voor collectieve goederen zorgt

Slide 2 - Tekstslide

Programma

Terugkomen op de vorige les (10 min)
Criteria voor gevangenendilemma & begrippen (10 min)
Beoordelen of sprake is van een gevangenendilemma (15 min)
Gevangenendilemma toepassen op collectieve goederen (met opdrachten) 40 min

Slide 3 - Tekstslide

Welke kaart hoort er niet bij?

Slide 4 - Tekstslide

Welke kaart hoort er niet bij?

Slide 5 - Tekstslide

Klaveren 3 hoort er niet bij, want het is geen Schoppen.
OF
Schoppen 7 hoort er niet bij, want het is niet opeenvolgend.
Er is geen goed antwoord, het gaat om het argument.

Slide 6 - Tekstslide

Omzet
Winst
Kosten
Opbrengsten
Prijsstijging
Prijsdaling
Omzetstijging
Elastische vraag
Bedenk een economische argument waarom een begrip er niet bij hoort.

Slide 7 - Tekstslide

Wist je het nog?
Algemeen: hoe lager (hoger) de prijs  >>  hoe groter (kleiner) de vraag.
Prijselasticiteit: hoe sterk de vraag verandert bij een lagere/hogere prijs. 
Elastische vraag > na prijsdaling hogere omzet door sterke vraagtoename
Inelastische vraag > na prijsdaling lagere omzet door zwakke vraagtoename



Vergelijkbare redenering bij prijsstijging. Hoe gaat die redenering?

Slide 8 - Tekstslide

§ 2.1 Gevangenendilemma
GevangenendilemmaBeide spelers volgen hun eigenbelang. En er ontstaat een evenwicht dat voor beiden ongunstig is.

Waarom heet het een gevangenendilemma? 
Ik lees een tekst voor. Jullie vullen daarbij de opbrengstenmatrix in.




Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

(10 jaar, 10 jaar)

Slide 11 - Tekstslide

(10 jaar, 10 jaar)
(10 jaar, 10 jaar)
(14 jaar, 0 jaar)
(0 jaar, 14 jaar)
(2 jaar, 2 jaar)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Gelijktijdig kiezen

Slide 14 - Tekstslide

Een speler kiest altijd dezelfde actie

Slide 15 - Tekstslide

Er is een andere uitkomst die voor beiden beter is

Slide 16 - Tekstslide

§ 2.1 Gevangenendilemma
GevangenendilemmaBeide spelers volgen hun eigenbelang. En er ontstaat een evenwicht dat voor beiden ongunstig is.

Waarom heet het een gevangenendilemma? 
Ik lees een tekst voor. Jullie vullen daarbij de opbrengstenmatrix in.

Is het inderdaad een gevangenendilemma?




Slide 17 - Tekstslide

Begrippen
Nash-evenwicht
  • Situatie waarin iedere speler zijn beste actie heeft gekozen, gegeven de acties van alle andere spelers.
Dominante actie
  • Actie die een speler altijd kiest.

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen
Evenwicht in dominante acties
  • Evenwicht waarbij beide spelers een dominante actie kiezen
Gevangendilemma
  • De uitkomst voor beide spelers is lager als ze voor hun eigenbelang gaan dan wanneer beide spelers voor het gemeenschappelijke belang gaan



Slide 19 - Tekstslide

Weekomzet
Wat is het Nash-evenwicht?

Slide 20 - Tekstslide

Weekomzet
  • Beide dominante strategie? JA
  • Uitkomst niet optimaal? WEL
  • Gevangenendilemma?

Slide 21 - Tekstslide

Winst
Wat is het Nash-evenwicht?

Slide 22 - Tekstslide

Winst
  • Beide dominante strategie? JA
  • Uitkomst niet optimaal? NIET inderdaad (1000, 1400 beter)
  • Gevangenendilemma? JA

Slide 23 - Tekstslide

Winst
Wat is het Nash-evenwicht?

Slide 24 - Tekstslide

Winst
  • Beide dominante strategie? JA
  • Uitkomst niet optimaal? NIET inderdaad (4500, 6000 beter)
  • Gevangenendilemma? JA

Slide 25 - Tekstslide

Winst
  • Beide dominante strategie? JA
  • Uitkomst niet optimaal? WEL
  • Gevangenendilemma? NEE

Slide 26 - Tekstslide

Begrippen
Collectieve goederen
Goederen waarbij het:
  1.  niet mogelijk is niet-betalende consumenten uit te sluiten van consumptie 
  2. en waarbij de consumptie door de ene consument niet ten koste gaat van de consumptie door een andere consument




Slide 27 - Tekstslide

Begrippen
Externe effecten
Effecten (voor anderen) van de productie van een goed die niet in de prijs van dat goed worden meegenomen.




Slide 28 - Tekstslide

Begrippen
Externe effecten
Effecten (voor anderen) van de productie van een goed dat niet in de prijs van dat goed worden meegenomen.




Vaak: de samenleving

Slide 29 - Tekstslide

Begrippen
Externe effecten
Effecten (voor anderen) van de productie van een goed dat niet in de prijs van dat goed wordt meegenomen.
  1. Als de kosten van een negatief effect werden meegenomen, zou de prijs hoger zijn
  2. Als de opbrengsten van een positief effect werden meegenomen, zouden kopers meer willen betalen




Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

(200        ,             )

Slide 32 - Tekstslide

Meeliftgedrag
Door positieve externe effecten komen partijen in een gevangenendilemma.

Het positieve effect van collectieve goederen lokt meeliftgedrag uit. 
Iemand kan profiteren zonder te betalen (van collectieve goederen kan namelijk niemand uitgesloten worden).





Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk


Paragraaf 2.1 en 2.2 bestuderen
Maken opdrachten van 2.1 en 2.2

Slide 35 - Tekstslide

Oplossingen voor het gevangenendilemma
Is een oplossing een afspraak te maken?




  • Het maken van een afspraak lost het gevangenendilemma niet op.
  • Beide spelers houden een prikkel om de gemaakte afspraak niet na te komen.

Slide 36 - Tekstslide

Oplossingen voor het gevangenendilemma
Wat lost het gevangenendilemma wel op?
  • In 8 groepen onderzoeken we 4 oplossingen en vertellen die aan de klas.
  • Eerst individueel lezen over jouw oplossing (5-10 min)
  • Groep bij elkaar te bespreken hoe oplossing uit te leggen (10 min)
  • Twee groepen met dezelfde oplossing maken presentatie met voorbeelden van 5-7 minuten (10-15 min). Dat wordt de uitleg.
  • Presentaties: collectieve opbrengsten (p.45), sociale normen (p.46), zelfbinding (p.48) en collectieve dwang (p.50)

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Boerkoel en Van Erp kunnen met elkaar afspreken dat ze geen uitverkoop zullen houden. Maar houdt die afspraak wel stand? Het antwoord is: nee. Als Boerkoel zich aan de afspraak houdt, kan Van Erp zijn winst verhogen door de afspraak te schenden en wel uitverkoop te houden. Zijn winst stijgt dan van € 6.000 tot € 8.000. En als Boerkoel zich niet aan de afspraak houdt, vergroot Van Erp zijn winst ook door zich niet aan de afspraak te houden. Zijn winst neemt dan toe van € 2.000 tot € 3.000. Kortom, of Boerkoel zich nu aan de afspraak houdt of niet, het loont voor Van Erp altijd om de afspraak te schenden. Precies hetzelfde geldt voor Boerkoel. Of Van Erp zich aan de afspraak houdt of niet, het is voor Boerkoel altijd lonend om de afspraak te schenden.

Slide 39 - Tekstslide