5.6 Spieren en beweging

Regels:
  • Je zit volgens de plattegrond.
  • Ik zie geen telefoons, zie ik hem wel dan lever je deze in of je verlaat het lokaal.
  • Spullen op orde en mee. Dit betekent (papieren) boek,  Binas, schrift en pen.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Regels:
  • Je zit volgens de plattegrond.
  • Ik zie geen telefoons, zie ik hem wel dan lever je deze in of je verlaat het lokaal.
  • Spullen op orde en mee. Dit betekent (papieren) boek,  Binas, schrift en pen.

Slide 1 - Tekstslide

Regeling
5.6 Spieren en beweging

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
  • Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen.
  • Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren.

Slide 5 - Tekstslide

Spieren
Impulsen komen via de bewegingszenuwcellen aan bij de spieren.

Hierdoor kan de spier samentrekken en kun je bewegen en een stabiele houding aannemen en überhaupt leven (hartspier en ademhaling, etc.)

Slide 6 - Tekstslide

Glad spierweefsel
  • Langwerpige spiercellen, elk met eigen celkern
  • Aangestuurd door autonoom zenuwstelsel (onbewust)
  • Komt voor in buisvormige organen, bloedvaten en vertakkingen in longen
  • Traag samentrekkend
  • Niet snel vermoeid

Slide 7 - Tekstslide

Dwarsgestreept spierweefsel
  • Bestaat uit spiervezels = versmolten spiercellen, hierdoor ook veel celkernen per spiervezel.
  • Dwarse strepen te zien 
  • Zitten meestal vast aan botten (soms aan huid) 
  • Aangestuurd door animaal zenuwstelsel
  • Samentrekking verloopt snel
  • Snel vermoeid

Slide 8 - Tekstslide

Bouw spier
Van groot naar klein:
Spier (+pees) - spierbundel - spiervezel (= spiercel) - spierfibril - actine en myosine (eiwitten)

Bindweefsel als bescherming


Slide 9 - Tekstslide

Bouw spier
In spiercellen liggen spierfibrillen.
Deze bestaan uit twee soorten eiwitdraden (actine en myosine), die over elkaar heen schuiven waardoor een spier samentrekt. Dit kost ATP.

Dit zorgt voor de dwarse strepen op spieren.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Hoe komt een spiercel aan zijn ATP?

Slide 12 - Open vraag

Aansturing spieren
Het axon van een bewegingszenuwcel eindigt in een motorisch eindplaatje. Dit plaatje brengt impulsen over naar een spiervezel.

Eén bewegingszenuwcel vormt een motorische eenheid met alle spiervezels waar die mee in verbinding staat: trekken allemaal samen bij een impuls van deze bewegingszenuw.
--> Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)


Slide 13 - Tekstslide

Precisie en kracht
Weinig spiervezels in één motorische eenheid --> meer precieze aansturing mogelijk

Samentrekking is altijd maximaal --> intensiteit van de samentrekking (contractie) wordt bepaald door het aantal motorische eenheden.
Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd actief, hierdoor blijf je in evenwicht/ gaat je gezicht niet hangen


Slide 14 - Tekstslide

Antagonisten
= Spieren die een tegengestelde beweging veroorzaken.

Nodig voor houding en het 'terug' kunnen bewegen

Slide 15 - Tekstslide

Lichaamsbeweging en training
Beweging en training is goed voor je conditie en ter 
voorkoming van blessures.

Door krachttraining krijgen de spieren meer cellen en filamenten.
Hierdoor wordt de spier groter en zwaarder.

Door duurtraining train je het uithoudingsvermogen van de spier.

Belangrijk is een goede warming up en cooling down.

Slide 16 - Tekstslide

Doping

Verhogen van sportieve prestaties.

Spierversterkende middelen bevatten vaak 
anabole steroiden, deze zijn vergelijkbaar met testosteron.

Stimuleert ook de aanmaak van rode bloedcellen, 
dit verhoogt de sportprestaties.
Epo doet hetzelfde.

Grote medische gevolgen voor gebruiker

Slide 17 - Tekstslide

Betrouwbaar en valide onderzoek
Bij betrouwbaarheid gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert..

Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten, zonder systematische fouten.

Slide 18 - Tekstslide

Nabespreken
  • Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
  • Je kunt de effecten van training en dopinggebruik uitleggen.
  • Je kunt de uitvoering van een onderzoek en de conclusies evalueren.

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Leren en maken 5.6

Slide 20 - Tekstslide