2ha Formuleren H6 + herhaling en oefenen

Vandaag nemen we plaats volgens de plattegrond.
Pak alvast je boek (blz. 128-129), schrift en log in op LessonUp!
Formuleren H4-6
timer
3:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag nemen we plaats volgens de plattegrond.
Pak alvast je boek (blz. 128-129), schrift en log in op LessonUp!
Formuleren H4-6
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Oefenen voor het SO.
  • Formuleren H6 opdracht 
    1 en 2.
  • Vragen over morgen.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen (H4).
  • Je weet hoe je kunt variëren in zinslengte en kunt dit toepassen in je korte teksten (H5).
  • Je kunt door het gebruik van verwijs- en signaalwoorden verbanden tussen zinnen aanbrengen (H6).

Slide 4 - Tekstslide

In Nederland moet je om een tatoeage te laten zetten 16 jaar of ouder zijn.

In Nederland moet je 16 jaar of ouder zijn om een tatoeage te laten zetten.




Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
Formuleren H4 (blz. 128-129)

Slide 5 - Tekstslide

  • Zet geen bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waarhet bij hoort.
Niet: Een uitzonderlijk goed betaalde en bij het grote publiek bekende voetballer noem je ook wel een profvoetballer.
Wel: Een voetballer die uitzonderlijk goed betaald wordt en bij het grote publiek bekend is, noemen we ook wel een profvoetballer.

  • Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.
Niet: Veel kinderen dromen van een bestaan als topsporter, hoewel ze vaak niet over de juiste mentaliteit beschikken.
Wel: Veel kinderen dromen van een bestaan als topsporter, maar ze beschikken vaak niet over de juiste mentaliteit. 
Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
Formuleren H4 (blz. 128-129)

Slide 6 - Tekstslide

  • Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
Niet: Een topsporter kan op basis van een blessure afgewezen worden.
Wel: Een topsporter kan afgewezen worden op basis van een blessure.

  • Voorkom dat je werkwoorden opsplitst.
Niet: Denk je dat hij dit tempo de hele wedstrijd vol zal kunnen houden?
Wel: Denk je dat hij dit tempo de hele wedstrijd zal kunnen volhouden?
Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen
Formuleren H4 (blz. 128-129)

Slide 7 - Tekstslide

Welke woorden kun je dichter bij elkaar plaatsen, zodat de zin beter leesbaar wordt?

Hoewel Google Translate vaak volstrekt onjuiste en soms ook onbegrijpelijke vertalingen levert, gebruiken veel leerlingen dit vertaalprogramma toch.
A
Google Translate, levert
B
Google Translate, gebruiken
C
Gebruiken, veel leerlingen
D
Google Translate, vertalingen

Slide 8 - Quizvraag

Herschrijf de zinnen door de woorden die bij elkaar horen,
dichter bij elkaar te zetten.

Hoewel Google Translate vaak volstrekt onjuiste en soms ook onbegrijpelijke vertalingen levert, gebruiken veel leerlingen dit vertaalprogramma toch.


timer
2:00

Slide 9 - Open vraag

Herschrijf de zinnen door de woorden de die bij elkaar horen,
dichter bij elkaar te zetten (De en sergeant).

De bij een geheime missie in Afghanistan gewond geraakte sergeant zou met een militair vliegtuig naar Nederland overgebracht worden.


timer
2:00

Slide 10 - Open vraag

Wat is de manier om deze zin te verbeteren?

Dit door de enorm bekende en internationaal geprezen voetballer Karim Benzema gedragen shirt, is voor veel geld verkocht.

A
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de manier om deze zin te verbeteren?

Ik heb zo veel geld verdiend in de zomervakantie, dat ik niet weet of ik het allemaal op zou kunnen maken.
A
Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.
B
Zet de persoonsvorm zo dicht mogelijk bij de andere werkwoorden van het gezegde.
C
Zet geen lange bijvoeglijke bepaling tussen het lidwoord, aanwijzend voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord en het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
D
Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar.

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt variëren in zinslengte door enkelvoudige en samengestelde zinnen met elkaar af te wisselen. 
Variëren in zinslengte
Formuleren H5 (blz. 160-161)
Enkelvoudige zinnen
Samengestelde zinnen
Hebben één persoonsvorm.
Hebben meerdere persoonsvormen.
Zijn vaak kort.
Zijn vaak lang.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Herschrijf de te lange zin hieronder zo, dat hij plezieriger leesbaar is.

De leerlingen van het Krimpenerwaard College in Krimpen aan den IJssel konden deze week een paar dagen niet naar school, want het gebouw moest dicht blijven, omdat bleek dat de vloerconstructie niet veilig was en dat had te maken met de parkeergarage in Eindhoven, die in mei van dit jaar instortte, waarna alle panden die na 2000 gebouwd zijn, van de overheid moesten worden gecontroleerd.

Slide 15 - Open vraag

Je kunt in jouw teksten verbanden aanbrengen door verwijswoorden of signaalwoorden te gebruiken. 
Met een verwijswoord wijs je terug naar een of een zin. Er zijn verschillende soorten:

- Persoonlijke voornaamwoord: hij, hem, zijn, ze, haar, hun, hen.
- Bezittelijke voornaamwoorden: zijn, haar, hun, mijn.
- Aanwijzende voornaamwoorden: die, deze, dit, dat.
- Bijwoorden: er, daar, waar, toen, zo.
- Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie: voor wie, waarvoor, waarmee, waarover, met wie.
Verbanden in zinnen aanbrengen
Formuleren H6 (blz. 192-193)

Slide 16 - Tekstslide

Door signaalwoorden te gebruiken kun je verbanden in een tekst aanbrengen. Bij elk verband horen verschillende signaalwoorden.
Verbanden tussen zinnen aanbrengen
Formuleren H6 (blz. 192-193)
Tekstverband
Signaalwoorden
Opsomming
Om te beginnen, ook, en, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder
Tegenstelling
Maar, toch, daar staat tegenover, echter, aan de ene kant ... aan de andere kant
Tijd (chronologie)
Eerst, daarna, dan, toen, vroeger, eens, nu, ooit, later, uiteindelijk
Oorzaak-gevolg
daardoor, doordat, als gevolg van
Reden
daarom, dus, omdat, want
Voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, neem nou ..., als
Conclusie/samenvatting
kortom, dus, daarom, al met al, samengevat
Voorwaarde
als (... dan), indien, tenzij, wanneer

Slide 17 - Tekstslide

Rochelle gaat elke vakantie naar Frankrijk, (...) haar ouders daar een vakantiehuisje hebben.
A
want
B
daardoor
C
omdat
D
bovendien

Slide 18 - Quizvraag

Je kunt er genoeg doen: shoppen, naar een voetbalwedstrijd (...) naar de bioscoop.
A
en
B
bovendien
C
of
D
daarnaast

Slide 19 - Quizvraag


Verbind de zinnen met elkaar door verwijswoorden of signaalwoorden te gebruiken.
Je mag de zinsvolgorde veranderen en woorden weglaten of toevoegen.

Daan gaat vandaag vroeger naar huis dan op een normale maandag.
Daan moet naar de tandarts.
Daan is erg zenuwachtig.

De dertienjarige Syb Faes uit Gilze pakte laatst zilver op het NK goochelen. De vereniging van Syb Faes uit Gilze had Syb Faes ingeschreven bij de volwassenen. Het juniorenkampioenschap ging niet door. Er waren te weinig inschrijvingen.
timer
3:00

Slide 20 - Open vraag

Formuleren H6 
Schrijfopdracht (opdracht 3)
Woordweb en schrijfopdracht
 
Lees linksonderin waar jouw tekst aan moet voldoen.

Snel klaar? Werk alvast verder aan opdracht 1 en 2 (blz. 192-193).
Maken
timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen (H4).
  • Je weet hoe je kunt variëren in zinslengte en kunt dit toepassen in je korte teksten (H5).
  • Je kunt door het gebruik van verwijs- en signaalwoorden verbanden tussen zinnen aanbrengen (H6).

Slide 22 - Tekstslide

Leesboek
Voor het volgende onderdeel (Schrijven H4-6) werk je aan een schrijfopdracht over een gelezen boek. 
Een aantal van jullie hebben al een boek (titel en auteur) doorgegeven.
De rest moet dit uiterlijk vandaag nog doorgeven.

Slide 23 - Tekstslide