§2.4 - Atoombouw

Planning
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning

Slide 1 - Tekstslide

§2.4 Atoombouw
Je leert:
- drie verschillende atoommodellen om een atoom te beschrijven
- met protonen, neutronen en elektronen een atoom te beschrijven
- berekeningen aan atomen uit te voeren met atoomnummer en massagetal
- uitleggen wat isotopen zijn
- waarom atoomsoorten een relatieve atoommassa hebben

Slide 2 - Tekstslide

Atomen bestaan uit ...
In §2.2 en §2.3 leerde je dat moleculen uit atomen zijn opgebouwd.

In §2.4 leer je dat ook ATOMEN uit nog kleinere deeltjes zijn opgebouwd:
                  - protonen
                  - neutronen
                  - elektronen
Er zijn in totaal 118 atomen. Hoe zijn deze atomen opgebouwd 
uit protonen, neutronen en elektronen en waarin zijn zij anders?

Slide 3 - Tekstslide

Het atoommodel van Dalton (1766-1844)   
  • Alle atomen werden voorgesteld als MASSIEVE BOLLEN
  • Elke atoom had zijn eigen massa en zijn eigen diameter (=grootte).
  • Dalton bedacht kleuren voor de atomen. Die kleuren gebruiken we nu nog in molecuul bouwdozen:

Slide 4 - Tekstslide

Het atoommodel van Thomson (1856-1940)
John Thomson  ontdekte in 1904 tijdens een experiment dat 
negatief geladen deeltjes uit het atoom konden gehaald worden. 

                                    Hij zag atomen meer als krentenbollen, waarin de krenten                                       de elektronen moesten voorstellen. 

Dit was revolutionair, want hieruit bleek dat het atoom uit nog kleinere deeltjes bestond! 

Slide 5 - Tekstslide

Het atoommodel van Rutherford (1871-1937)
Ernest Rutherford had ontdekt dat de atomen geen massieve 
bollen kunnen zijn.

                                   deeltjes konden 'gewoon' door                                                                                                  atomen heen zonder dat atomen
                                            stuk gingen.

Slide 6 - Tekstslide

Rutherford
Alle massa van een atoom zit in een kleine kern. 99% van het atoom is "leeg" en heeft geen massa.
De grootte van de kern en een atoom is dan hetzelfde als een mug op de middenstip van een groot voetbalstadion. 

Slide 7 - Tekstslide

Deeltje
Lading
Plaats
Elektronen
1-
Elektronenwolk
Protonen
1+
In de kern
Neutronen
0
In de kern

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen per atoom?

Het atoomnummer is 8 (omcirkeld)
Dat betekent dat er 8 PROTONEN zijn.
Er zijn in een atoom EVENVEEL PROTONEN 
en ELEKTRONEN

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag in stilte 
  1. Lees de tekst nog eens door tot ISOTOPEN
  2. Maak opdracht: 50 t/m 58
  3. Kijk na a.d.h.v. de elo
  4. Morgen SO (neem je gsm mee in de les) 

Slide 10 - Tekstslide

Planning




Woensdag 16 november: 
7e uur Proefwerk Hoofdstuk 2

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling:
Deeltje
Lading
Plaats
Elektronen
1-
Elektronenwolk
Protonen
1+
In de kern
Neutronen
0
In de kern

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel protonen, neutronen en elektronen per atoom?

Het atoomnummer is 8 (omcirkeld)
Dat betekent dat er 8 PROTONEN zijn.
Er zijn in een atoom EVENVEEL PROTONEN 
en ELEKTRONEN

Slide 13 - Tekstslide

Isotopen?
Isotopen zijn atomen die HETZELFDE AANTAL PROTONEN EN ELEKTRONEN hebben maar een VERSCHILLEND AANTAL NEUTRONEN en dus een verschillende massa.



Weergave van verschillende isotopen: 
Je kan isotopen ook zo opschrijven:          C-12         C-13       C-14

Slide 14 - Tekstslide

Relatieve atoommassa door isotopen
Protonen en neutronen hebben allebei een massa van 1 u.
Elektronen hebben geen massa (dus 0 u).
Omdat er isotopen (=andere neutronen dus andere massa) van atoomsoorten zijn, moet je de gemiddelde atoommassa kunnen uitrekenen.

Slide 15 - Tekstslide

Relatieve atoommassa door isotopen
Bijvoorbeeld de atoomsoort chloor (=Cl).
In de natuur komen deze twee isotopen voor:
- 75% in de vorm van Cl-35
- 25% in de vorm van Cl-37

De gemiddelde atoommassa is dan:
Gemiddelde atoommassa = 0,75 * 35 + 0,25 * 37 = 35,5

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag:
Zorg ervoor dat je morgen in de les ALLE opdrachten van dit hoofdstuk af hebt! 
Morgen gaan we oefenen met de stof. 

Slide 17 - Tekstslide