Medisch rekenen opfrissen

Medisch rekenen opfrissen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Medisch rekenen opfrissen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen


Herhalen theorie uit leerjaar 1 Medisch rekenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

250ml=.... liter ?
liter
milliliter
A
2,5
B
0,025
C
0,25
D
25

Slide 5 - Quizvraag


0,7 liter+ ..... = 1 liter
A
3 liter
B
0,3 liter
C
4 liter
D
0,4 liter

Slide 6 - Quizvraag

Een liter is een inhoudseenheid.
Wat is gelijk aan een liter?
A
ml
B
dm
C
cc
D
dm³

Slide 7 - Quizvraag

1 l = ... ml
3 l = ... dl
0,5 l = ... ml
5 cl = ...  ml
1,4 dl = ... cl

120 ml = ...cl
800 ml = ... l
400 cl = ... l
70 dl = ... l
50 cl = ... dl

Slide 8 - Tekstslide

1 l = 1000 ml
3 l = 30 dl
0,5 l = 500 ml
5 cl = 50  ml
1,4 dl = 14 cl

120 ml = 12 cl
800 ml = 0,8 l
400 cl = 4 l
70 dl = 7 l
50 cl = 5 dl

Slide 9 - Tekstslide

In plaats van milliliter kom je ook wel ‘cc’ tegen.
1 milliliter is gelijk aan 1 cm3 (kubieke centimeter).
1 liter = 1.000 ml
1 deciliter = 100 ml
1 centiliter = 10 ml
1 milliliter = 0,001 l
1 milliliter = 0,1 cl
1 milliliter = 1 cc



Slide 10 - Tekstslide

7,6 ml = ... cc
2 l = ... cc
3,5 cc = ... ml
700 cc = ... ml = ... l
200 ml = ... l

Slide 11 - Tekstslide


7,6 ml = 7,6 cc
2 l = 2000 cc
3,5 cc = 3,5 ml
700 cc = 700 ml = 0,7 l
200 ml = 0,2 l

Slide 12 - Tekstslide

Afronden van getallen
Als je rekent met medicatie of vochtlijsten, rond je de berekeningen af op twee decimalen.
Is het derde getal achter de komma ≥ 5, dan rond je af naar boven.
Is het derde getal achter de komma < 5, dan rond je af naar beneden.

Voorbeeld:
1,66666666 ml rond je af naar 1,67 ml
0, 3333333 ml rond je af naar 0,33 ml


Slide 13 - Tekstslide

Gewichten

Slide 14 - Tekstslide

Afkortingen
kg = kilogram
g = gram
dg = decigram
cg = centigram
mg = milligram
μg = microgram

Slide 15 - Tekstslide

1 kilogram = 1.000 gram
1 gram = 1.000 mg
1 mg = 1.000 μg
1 μg = 0,001 milligram
1 mg = 0,001 gram
1 gram = 0,001 kilogram

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen...

Slide 17 - Tekstslide

Tijdseenheden
1 uur is 60 minuten.

Om uren in minuten om te rekenen vermenigvuldig je het aantal uren met 60. Voorbeeld: 3 uur = 3 x 60 = 180 minuten.
Om minuten om te rekenen naar uren, deel je het aantal minuten door 60. Voorbeeld: 360 minuten = 360 : 60 = 6 uur.
Om seconden om te rekenen naar minuten, deel je het aantal seconden door 60. Voorbeeld: 90 seconden = 90 : 60 = 1,5 minuut.



Slide 18 - Tekstslide

Tijd oefenen
Een kwartaal duurt hoeveel maanden?
Een maand duurt iets meer dan hoeveel weken?
In een week zitten hoeveel etmalen?
Stijn is 3 maanden oud, hoeveel weken is hij ongeveer?
Een periode van 24 uur is hoeveel minuten?



Slide 19 - Tekstslide

Tijd oefenen
11. uur en 15 minuten zijn in totaal hoeveel minuten?
Drie hele dagen zijn hoeveel uren?
140 uur zijn hoeveel dagen en uren?

Slide 20 - Tekstslide

Het is nu 19:05 uur. Over 55 minuten is het bezoekuur afgelopen.
A
19:60
B
19:65
C
20:00
D
20:30

Slide 21 - Quizvraag

Het is nu 14:05 uur.
Drie kwartier geleden was het...?
A
kwart over één
B
13:20
C
half twee
D
14:55

Slide 22 - Quizvraag

Het is nu 22:00 uur. Meneer Overtoom heeft zuurstof nodig tot de volgende morgen 07:30 uur. Voor hoeveel uur heeft hij zuurstof nodig?
A
17 uur
B
10 uur
C
9,5 uur
D
12 uur

Slide 23 - Quizvraag

Meneer Harmsen krijgt 3 liter zuurstof per minuut (3 l/min).
Hoeveel liter krijgt hij per uur?

Slide 24 - Tekstslide

Belangrijke vuistregels bij zuurstofberekeningen
Hoeveelheid zuurstof in een cilinder:
hoeveelheid zuurstof (liter) = druk (bar) × inhoud van de cilinder (liter)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoelang kun je doen met de hoeveelheid zuurstof:
hoeveelheid tijd (minuten) = hoeveelheid zuurstof (liter) : benodigde hoeveelheid (liter per minuut)


Voorbeeld:
Er is 150 liter zuurstof beschikbaar. Een cliënt heeft 3 liter per minuut nodig.
Er is genoeg zuurstof voor 50 minuten, want 150 : 3 = 50.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide