Les 1 spelling klas 1bk

Matay
Belinay
Tara
Vito
Cazayrah
Xaviera
Thijs
Deshairo
Tess
Joann
Isa
Dean
Oskar
Liz
Mewlin
DOCENT ACHTER

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Matay
Belinay
Tara
Vito
Cazayrah
Xaviera
Thijs
Deshairo
Tess
Joann
Isa
Dean
Oskar
Liz
Mewlin
DOCENT ACHTER

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands!
Op tafel:
Leesboek
Laptop (dicht)
Geen kauwgom, eten/drinken
Geen telefoons
Geen jassen

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:
  • lesdoel
  • stil lezen
  • praten over je boek
  • instructie 
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan ik leestekens op de juiste manier gebruiken. 

Slide 4 - Tekstslide

Stil lezen
timer
8:00

Slide 5 - Tekstslide

praten over je boek

Slide 6 - Tekstslide

EVALUATIE
Wat was het lesdoel? Hoe ging het maken van de opdrachten?



  • Heb je het lesdoel behaald?

Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk
Geen huiswerk!

Slide 8 - Tekstslide

Instructie
Leestekens zorgen ervoor dat een tekst makkelijker te lezen is. Als je een leesteken vergeet of verkeerd gebruikt, maak je een spelfout.



Slide 9 - Tekstslide

Instructie
Welke leestekens zijn er allemaal?
  • punt
  • vraagteken
  • uitroepteken
  • komma
  • dubbele punt
  • aanhalingstekens

Slide 10 - Tekstslide

Instructie
Wanneer schrijf je een:
punt:
  • aan het einde van een zin.
vraagteken:
  • aan het einde van een vraagzin.
uitroepteken:
  • aan het einde van een zin met extra nadruk. (hou je mond eens!)

Slide 11 - Tekstslide

Instructie
komma:
  • tussen twee persoonsvormen.
Als de politie naar je ID vraagt, moet je die kunnen tonen.
  • voor voegwoorden (behalve voor het woord en) zoals: omdat, terwijl, maar, nadat, want.
Liet gaat naar Zweden, omdat hij aan een toernooi meedoet.
  • tussen delen van een opsomming.
De afkorting horeca staat voor hotel, restaurant en café.

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
dubbele punt:
  • als je iets aankondigt of opsomt.
Er zijn hier drie restaurants: een Turks, een Japans en een Iraans.
  • als je iemand citeert.
Victor vroeg: ‘Doe jij het raam even open?’

Slide 13 - Tekstslide

Instructie
aanhalingstekens:
  • als hoge, kleine ‘kommaatjes’ die om een woord of zinsdeel kunnen staan. Die woorden worden voor de lezer extra gemarkeerd.
  • ook bij een citaat (een zin in de directe rede):
De leraar zei: ‘Wat iemand letterlijk zegt, noem je een citaat.’

Slide 14 - Tekstslide

Instructie
Je gebruikt een dubbele punt en aanhalingstekens als je letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd. Dit letterlijk overnemen noem je citeren.


Slide 15 - Tekstslide

Instructie
Zo citeer je
Zet voor het citaat een dubbele punt.
Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
Zet het citaat tussen aanhalingstekens. Bijvoorbeeld:
- Jelte vroeg: Kunt u mij meer informatie geven?
- Tijdens de gymles gilde Sharon: Dat durf ik niet!

Slide 16 - Tekstslide

Instructie
Let op: als een citaat vooraan in de zin staat, gebruik je geen dubbele punt. Wel komt er een komma na het citaat en het aanhalingsteken.
- ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.
- ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’, vroeg Danique.

Slide 17 - Tekstslide

Toepassen
Pak je schrift en maak van de volgende zinnen een citaat.
1. Gisteren vertelde de docent dat zij een ongeluk heeft gehad.
2. Mijn moeder schreeuwde dat ik mijn kamer moest opruimen.
3. Mijn vriend zei dat hij niet mee wilde naar het zwembad. 
4. Ik vroeg aan mijn vader of ik wat later thuis mocht komen. 
5. De zwemster zei dat ze nog net geen wereldrecord te pakken had. 

Slide 18 - Tekstslide

Toepassen
Jullie gaan online naar Nieuw Nederlands, Cursus 7 Spelling. Jullie maken tijdens de les de opdrachten van paragraaf 2 - leestekens, helemaal af. 

Slide 19 - Tekstslide

EVALUATIE
Wat was het lesdoel? Hoe ging het maken van de opdrachten?



  • Heb je het lesdoel behaald?

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
alle opdrachten van paragraaf 2, cursus 7, helemaal af.


Alles af? dan 
geen huiswerk!

Slide 21 - Tekstslide