Je loopt stage op een middelbare school in klas 2 van het vmbo. Je ondersteunt bij verschillende vakken en helpt ook in de pauzes mee toezicht houden. De mentor vraagt je om extra op Jesse te letten. Jesse is 13 jaar, en zijn gedrag is de laatste weken veranderd. Waar hij eerder vrolijk, sociaal en betrokken was, is hij nu vaak stil, snel afgeleid en soms ook prikkelbaar. Hij reageert kortaf op docenten en komt geregeld zonder spullen naar de les. Ook merk je dat hij regelmatig moppert op klasgenoten of zich afzondert. Tijdens een pauzemoment zit Jesse alleen met zijn capuchon op, en als je vraagt of alles goed gaat, zegt hij: “Laat me gewoon met rust.” De mentor vertelt later dat Jesse thuis geen grote problemen heeft, maar dat dit gedrag “wel typisch puberaal” is.
- Wat valt jou op aan het gedrag van Jesse?
- Welke kenmerken van de puberteit herken je in zijn gedrag?
- Hoe zou jij als onderwijsassistent met Jesse omgaan in de klas of tijdens een pauze?
- Wat is belangrijk om te onthouden als je werkt met pubers?
- Wat kun je beter wél en niet zeggen/doen in zo’n situatie? Geef voorbeelden.