Herhaling HC Verlichting

ExamentrainingHC Verlichting
- Deel 1: verlichte ideeën 17de/ 18de eeuw
- Deel 2: revoluties VS + FR
- Deel 3: uitwerking politiek
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

ExamentrainingHC Verlichting
- Deel 1: verlichte ideeën 17de/ 18de eeuw
- Deel 2: revoluties VS + FR
- Deel 3: uitwerking politiek

Slide 1 - Tekstslide

Deel 1: verlichte ideeën
- Sociaal contract
- Empirisme vs. rationalisme
- Adam Smith & economie
- Verlicht absolutisme

Slide 2 - Tekstslide

Sociaal contract 

Slide 3 - Tekstslide

Volgens John Locke is de mens niet van nature egoïstisch, maar heeft iedereen de plicht om zichzelf en anderen in stand te houden. Het sociaal contract stelt een rechter in om deze  ‘natuurtoestand’ te bewaken.
Het individu en zijn plaats in de gemeenschap in het sociaal contract: mensen geven iets van hun individuele vrijheid op voor meer veiligheid. De volksvergadering moet het algemene belang verdedigen.

Slide 4 - Tekstslide

Empirisme vs. rationalisme
Het rationalisme is een filosofische stroming die vertrekt vanuit het idee dat de rede de enige of voornaamste bron van kennis is. 
Dit houdt in dat mensen hun verstand gingen gebruiken bij alledaagse dingen, zo gingen ze anders dingen kijken uit het dagelijks leven. Zo gingen ze bijvoorbeeld lichamen open snijden om te kijken hoe het is in de werkelijkheid. 
 
Mensen gingen dus ook logischerwijze denken over god en of hij bestaat of niet. 

 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Empirisme vs. rationalisme
Het empirisme is een filosofische stroming waarin gesteld wordt dat kennis voornamelijk of geheel voortkomt uit de ervaring/ waarneming. 
Zo dacht men in die tijd dat niemand werd aangeboren bepaalde kennis. Door middel van dingen beleven en ouder en wijzer worden verzamelden ze meer kennis. 

Pas in de 17e en 18e eeuw kwam het pas tot stand in Groot-Brittannië. 

Slide 7 - Tekstslide

Adam Smith
Adam Smith was een tegenstander van het mercantilistisch beleid. Hij was een voorstander van de vrijhandel en marktwerking. Ook vond Smith dat de overheid zich zo min mogelijk moest bemoeien met de economie en dat de vraag en aanbod de prijzen en lonen bepaalde. 
Volgens Smith had de mens de aangeboren neiging om het eigen belang te dienen, want daarmee diende je ook het algemene belang. 

Slide 8 - Tekstslide

Verlichting en economie
Ondernemers gebruiken geld -> ze produceren goederen -> verkopen ze tegen een bepaalde prijs -> concurrentie -> leidt tot betere producten -> dit leidt tot economische groei en meer welvaart

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het mercantilistisch beleid?

Slide 10 - Open vraag

Welke politieke stroming volgde Adam Smith?
A
Nationalisme
B
Liberalisme
C
Conservatisme
D
Feminisme

Slide 11 - Quizvraag

Welke kenmerken van de Verlichting zie je terug in de theorie van Adam Smith?

Slide 12 - Open vraag

Deel 2: revolutie!
- VS
- Frankrijk

Slide 13 - Tekstslide

Amerikaanse revolutie

Slide 14 - Tekstslide

De Amerikaanse Revolutie begint
De kolonies hadden grotendeels eigen bestuur
In 1765 besloot de Britse regering dat Amerikanen belasting moesten betalen
In 1774 vormden de kolonies het Congres om zich samen te verzetten tegen het Britse rijk
No taxation without representation

Slide 15 - Tekstslide

Onafhankelijkheidsoorlog


  • Het Congres vormde een leger onder leiding van George Washington om te vechten tegen de Britten
  • In 1776 riep het Congres de onafhankelijkheid van de 'Verenigde Staten van Amerika' (VS) uit
  • In 1783 werd de VS officieel erkend als onafhankelijk

Slide 16 - Tekstslide

Amerikaanse grondwet
De Amerikanen waren het onderling niet eens waarop de VS werd bestuurd. Ze betwijfelden of de macht bij afzonderlijke Staten moest of van een federaal gezag.

Het gehele  land mocht niet worden bestuurd door afzonderlijke Staten.

Er kwam een grondwet.
Deze bepaalde: het federale bestuur krijgt de macht om oorlog te voeren en het sluiten van vrede, de buitenlandse politiek, de munt en de toekomstige toelating van nieuwe Staten tot de Unie.
De meeste andere zaken mochten de Staten afzonderlijk van elkaar bepalen.  

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer werd de grondwet aangenomen?
A
1776
B
1787
C
1789
D
1792

Slide 18 - Quizvraag

Welke hoort niet bij de drie federale machten?
A
Rechtsprekend
B
Uitvoerend
C
Wetgevend
D
Controlerend

Slide 19 - Quizvraag

Franse revolutie
Lodewijk moest de nationale vergadering erkennen -> revolutie raakt in een stroomversnelling -> er ontstonden gewelddadige acties: bestorming van de Bastille -> nationale vergadering schaft herendiensten, kerkelijke belastingen en privileges af -> alle burgers waren voor de wet gelijk -> verklaring van de rechten van de mens en de burger.  

Slide 20 - Tekstslide

Verklaring rechten Mens en Burger
In 1792 werd de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger aangenomen.

Vanaf toen was Frankrijk een constitutionele monarchie. De koning moest zich houden aan de grondwet en andere wetten.

Hij had niet langer de absolute macht maar had alleen nog uitvoerende macht en het recht om de wetgevende vergadering te onderbreken.  

Slide 21 - Tekstslide

Olympe de Gouges
In Frankrijk had men censuskiesrecht: alleen rijke mannen mochten stemmen.  
Doordat vrouwen geen kiesrecht hadden schreef Olympe de Gauges de verklaring van de Rechten van de Vrouw en de Burger. Daarin schreef ze dat vrijheid en gelijkheid voor alle Fransen gold, inclusief vrouwen. Dit werd genegeerd door de nationale vergadering. Olympe de Gauges wordt onthoofd door de Jakobijnen omdat ze voor vrouwenstemrecht pleitte.  

 

Slide 22 - Tekstslide

De bestorming van de Bastille was niet de enige gewelddadige actie die uitgevoerd werd. Wat deden de boeren op het platteland als vorm van protest?

Slide 23 - Open vraag

Deel 3: 
politieke uitwerking van verlichte ideeën
In dit deel:
- Restauratie
- Liberalisme
- Belgische Opstand
- Nationalisme
- Feminisme
- Conservatisme
- Confessionalisme

Slide 24 - Tekstslide

Restauratie
  • Na de nederlaag van Napoleon proberen vorsten in Europa hun macht te restaureren

  • Op het Congres van Wenen (1814-1815) werden twee afspraken gemaakt: 

  • Machtsevenwicht in Europa (geen land machtiger dan een ander, o.a. landsgrenzen verlegd)
  • Oude vorstenhuizen zoveel mogelijk terug

Slide 25 - Tekstslide

De Restauratie was een reactie op
A
De Industriële revolutie
B
Napoleon
C
80 jarige oorlog
D
Franse Revolutie

Slide 26 - Quizvraag

Welke situatie geldt voor Nederland tijdens de Restauratie?
A
Van koninkrijk naar republiek
B
Van republiek naar koninkrijk

Slide 27 - Quizvraag

Noem drie verlichte
maatregelen die bleven
bij de restauratie

Slide 28 - Woordweb

Liberalisme
  • Liberalisme legt veel nadruk op vrijheid, vooral economische vrijheid en vrijheid van het individu tegenover de overheid.
  • De garantie van klassieke grondrechten als vrijheid van godsdienst, meningsuiting en drukpers moest hierbij helpen.
  • Ze wilden de macht van de koning beperken en gingen uit van censuskiesrecht voor de volksvertegenwoordiging.
  • Goed onderwijs zou lijden naar welvaart, maar en zagen geen rol van de overheid in het oplossen van de sociale kwestie.
  • De overheid moet weinig bemoeien met de economie —> welvaart.
 


Slide 29 - Tekstslide

Wie zijn de aanhangers van liberalisme?
A
Arbeiders
B
Gelovigen
C
Rijke mensen en fabriekseigenaren
D
Geert Wilders

Slide 30 - Quizvraag

Moet de overheid volgens het liberalisme zich bemoeien met het volk?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Waarom kwam er in 1848 een nieuwe grondwet?

Slide 32 - Open vraag

Belgische Opstand
  • In 1815 waren Nederland en België eindelijk herenigd, maar er bestonden grote onderlinge verschillen.

  • In het zuiden sprak een groot deel Frans, het noorden was overwegend protestants en het zuiden katholiek, het noorden leefde van handel en landbouw terwijl in het zuiden de industrie begon te ontwikkelen.

  • In 1830 brak er een opstand in Brussel uit, wat leidde tot de uitroeping van de onafhankelijkheid van België. Willem I voerde oorlog tegen het zuiden, maar onder druk van de Europese grootmachten moest hij in 1839 de Belgische staat erkennen.

Slide 33 - Tekstslide

Koning Willem I
De grondwet van 1815 had de koning veel macht gegeven. Hij benoemde de leden van de Eerste Kamer, die samen met de indirect gekozen leden van de Tweede Kamer de Staten-Generaal vormden. De koning kon het parlement negeren en naar eigen inzicht ministers benoemen en ontslaan. Ook maakte hij gebruik van koninklijke besluiten, oorspronkelijk voor crisissituaties bedoeld. Hiermee kon hij daadkrachtig besturen zonder parlementaire goedkeuring.

Slide 34 - Tekstslide

Noem drie onderlinge problemen tussen Nederland en België.

Slide 35 - Open vraag

Wat was geen doel van het congres van Wenen?
A
Machtsevenwicht herstellen
B
Vorsten komen terug
C
Kiesrecht behouden
D
Grenzen verleggen

Slide 36 - Quizvraag

Nationalisme
Nationalisme is een verschijnsel dat wordt gekenmerkt door trots op het eigen land, het eigen volk en de eigen cultuur. Dit ontwikkelde zich in de 19e eeuw. Het werd voor het eerst gezien bij de kolonisatie van het modern imperialisme. Als voorbeeld is er de Eerste Wereldoorlog. Het nationalisme in Europa was een van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog.


Slide 37 - Tekstslide

Wat hiervan is nationalisme:
A
Iemand is blij dat hij/zij een goed cijfer heeft gehaald.
B
Iemand is trots op het resultaat van zijn/haar zusje.
C
Iemand is blij dat het Nederland heeft gewonnen bij het WK.
D
Iemand is blij dat het EK gaat beginnen.

Slide 38 - Quizvraag

Welke is geen kenmerk van het nationalisme? Trots zijn op...
A
Nederlands (vak)
B
Nederland
C
Nederlanders
D
Nederlandse taal

Slide 39 - Quizvraag

Hoe herken je in deze bron het nationalisme?

Slide 40 - Open vraag

Conservatisme
Het conservatisme zie je terug in de restauratie van de macht, want de vorsten wilde de absolute macht terug herstellen. Het volk had steeds meer macht gekregen en dit wilde de vorsten niet, zij wilden het juist zo behoudend en traditioneel mogelijk te houden zo als het altijd al was, de macht bij de vorst.

Slide 41 - Tekstslide

Wat is het tegenovergestelde van conservatief?
A
Vooruitstrevend
B
Traditioneel
C
Behoudend
D
Ouderwets

Slide 42 - Quizvraag

Conservatieven in de negentiende eeuw waren voor meer volksinvloed
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

OEFENVRAGEN

Slide 44 - Tekstslide

Confessionalisme
Het confessionalisme heeft het geloof als uitgangspunt voor politieke opvattingen. Het confessionalisme begon te groeien toen gelovigen zagen dat Nederland vrijer werd en dat er ook in de grondwet vrijheid van godsdienst werd vastgelegd. Het begon met katholieken die zich achtergesteld voelden (en waren). Ze gingen zich bezighouden met de politiek en wilden daar ook een belangrijke functie in. Het gevolg: er ontstonden confessionele partijen. Christelijke waarden en en normen speelden de grootste rol. De sociale kwestie vonden ze daar haaks op staan, want waar is de samenwerking en de naastenliefde? Met overleg en harmonie probeerden ze de politiek te veranderen.

Slide 45 - Tekstslide

Wat zijn kernpunten van de confessionelen?
A
Godsdienstvrijheid en geen overheidsingrijpen
B
Het geloof (christendom) en zo weinig mogelijk conflicten
C
Rijkdom voor de rijken
D
Het geloof (islam) en overheidsingrijpen

Slide 46 - Quizvraag

Waarom gingen katholieken zich met de politiek bezighouden?

Slide 47 - Open vraag

Slide 48 - Tekstslide