VWO - herhaalles - enkele personen

Salons
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Salons

Slide 1 - Tekstslide

Rousseau wilde
A
Scheiding van de machten
B
democratie

Slide 2 - Quizvraag

In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven.

Thorbecke was :
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist

Slide 3 - Quizvraag

Wat stelde Thomas Paine in zijn werk
'Common Sense' niet?
A
Het Britse bewind moet veranderen
B
Het onderscheid tussen koning en onderdaan is onnatuurlijk
C
De koloniën moeten onafhankelijk worden
D
Het Britse bewind is tiranniek

Slide 4 - Quizvraag

Wie werd de eerste president van de Verenigde Staten?
A
Thomas Jefferson
B
George Washington
C
Abraham Lincoln
D
John Adams

Slide 5 - Quizvraag

Volgens Descartes is het enige ding dat zeker is...
A
Twijfel
B
Wiskunde
C
Zintuigen
D
Dromen

Slide 6 - Quizvraag

Wat klopt niet over Descartes
A
Hij leefde in de 18de eeuw
B
hij was filosoof en wiskundige
C
Hij woonde een periode in de Republiek
D
Hij vond rationalisme betrouwbaarder dan empirisme

Slide 7 - Quizvraag

wie was robespierre?
A
de koning van Frankrijk
B
een verlicht denker
C
een leider ten tijde van de radicale fase (2)
D
de bedenker van de guillotine

Slide 8 - Quizvraag

De algemene volkswil hoort bij:
A
Voltaire
B
Locke
C
Rousseau
D
Montesquieu

Slide 9 - Quizvraag

Waarom was thorbecke tegen het algemeen kiesrecht?
omdat Thorbecke....
A
Vrouwen minderwaardig vond
B
Dacht dat burgerij zelf voordeel wilde halen
C
Dacht dat niet iedereen slim genoeg was
D
Bang was voor heerschappij van het gepeupel

Slide 10 - Quizvraag

Wat was er bijzonder aan Aletta Jacobs?
A
Ze was heel groot voor een meisje
B
Ze was heel belangrijk in de politiek
C
Ze is toegelaten tot de universiteit en werd arts
D
Ze gaf les op school en dat was bijzonder

Slide 11 - Quizvraag

Wat zei John Locke niet?
A
Volk moest alle macht hebben
B
Vorst kreeg macht van het volk
C
Vorst moest burgers beschermen
D
Vorst mocht afgezet worden door volk

Slide 12 - Quizvraag

Napoléon
A
staat bekend om zijn Verlichtingsidealen
B
heeft de Franse Revolutie de nek omgedraaid
C
maakte een einde aan het Directoire
D
is definitief verslagen in 1813

Slide 13 - Quizvraag

Wat was de Code Napoleon
A
Een gedragscode
B
Een oorlogsverslag
C
Een geheime taal
D
Een wetboek

Slide 14 - Quizvraag

Waarom was John Locke tegen het absolutisme?
A
Hij had een hekel aan Lodewijk XIV
B
Hij bedacht dat niemand bij geboorte alle macht mocht hebben.
C
Hij was zelf geen koning en was daarom tegen absolutisme.
D
Hij vond dat het absolutisme in strijd was met de rede.

Slide 15 - Quizvraag

empirisme?
A
kennis opdoen door logisch nadenken
B
kennis opdoen uit ervaring
C
het streven naar een groter rijk
D
christelijke geloofsvisie van Spinoza

Slide 16 - Quizvraag

Wat vind Adam Smith van mercantilisme?
A
super tof
B
geen mening over
C
slecht idee
D
maakt weinig uit

Slide 17 - Quizvraag

Wat vond Rousseau?
A
Het volk geeft de macht aan de koning in ruil voor bescherming
B
Dat het volk zelf de macht moest hebben (democratie)
C
Dat de macht in drieën gedeeld moet worden
D
Dat verlichte denkers het land uit gezet moesten worden

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor koning is Lodewijk XVI?
A
Een koning die zijn macht deelt met zijn ministers
B
Een koning die in zijn eentje regeert
C
Een koning die samen met zijn regering regeert
D
Een koning die alles overlegt met de drie standen

Slide 19 - Quizvraag

Newton was een empirist...
A
Nee, hij vertrouwde zijn eigen waarneming niet
B
Ja, hij maakte gebruik van waarnemingen
C
Nee, zijn ontdekkingen klopten uiteindelijk niet
D
Ja, want hij gebruikte zijn verstand

Slide 20 - Quizvraag

Volgens Adam Smith was het de taak van de overheid om ....
A
de economie met allerlei wetten te sturen
B
de eigen economie te beschermen tegen andere landen
C
zich zo min mogelijk te bemoeien met de economie
D
zich actief te bemoeien met de economie

Slide 21 - Quizvraag

Aan wie / wat had de koning volgens Rousseau zijn positie te danken?
A
Aan god
B
Aan de Kerk
C
Aan de derde stand
D
Aan het volk

Slide 22 - Quizvraag

In deze tweede fase van de revolutie speelt deze persoon de grootste rol:
A
Lodewijk XVI
B
Olymp de Gouges
C
Napoleon
D
Robespierre

Slide 23 - Quizvraag

Wie was Napoleon?
A
Een Franse priester die voor de derde stand opkwam
B
Een Franse soldaat die wereldberoemd werd door zijn krijgskunst
C
Een Franse generaal die de macht overnam in Frankrijk en keizer werd
D
Een Franse edelman die het oneens was met de koning

Slide 24 - Quizvraag

Verlichte denkers

Slide 25 - Tekstslide

Rene Descartes ( 1596-1650)
Grondlegger van het rationalisme: Elke kennis moet op wiskunde zijn gebaseerd. De menselijke waarneming is onbetrouwbaar. Alleen deductieve wetenschap telt.

Uitgangspunt is het verstand. Je gaat uit vanuit de theorie.
Frans filosoof en wiskundige
Woonde 1628-1648 in de Republiek
                                                                                                                                Philosophiae naturalis principia mathematica – van Isaac Newton (1643-1727) Hierin beschrijft hij de universele bewegingsleer, de wetten van de zwaartekracht en een mathematische en empirische benadering van de natuurkunde.

Slide 26 - Tekstslide

John Locke 1632-1704
  • De mens is een Tabula rasa
  • Aangeboren kennis bestaat niet.
  • nieuwe kennis komt door waarneming en ervaring.
  • steunpilaar: empirisme

Slide 27 - Tekstslide

Isaac Newton (1643-1727)
Een combinatie van emiprisme en rationalisme!
onderzoek begint met waarneming (empirisme) en meting (rationalisme)  waaruit een hypothese wordt gebouwd die dmv metingen worden onderbouwd of tegengesproken.

Slide 28 - Tekstslide

Basis moderne wetenschap
Rationalisme:                  +             Empirisme:
logisch redeneren                        zintuiglijke waarneming        (Descartes)                                   (Bacon/ locke)

Locke)
                                                                         

Slide 29 - Tekstslide

 E. Kant 1724-1804
  • verstand wordt beperkt door zintuigen.
  • rationalisme en empirisme samenbrengen..
  • durf te denken, maar er zitten grenzen aan wat het verstand kan.

Slide 30 - Tekstslide

John Locke (1632-1704): 

  • Mens is een 'tabula rasa' = een onbeschreven blad > gelijkheidsideaal
  • Mens heeft natuurrechten: recht op leven, bezit en vrijheid >
  • volk vormt politieke gemeenschap, staat macht af aan parlement/vorst  moet hiervoor garant staan voor rechten 
  • 'sociaal contract', maar: 
  • volk heeft 'recht op verzet'
  •  legde basis voor 'scheiding der machten'
  • maar geen directe democratie


Slide 31 - Tekstslide

Rousseau - 1712-1778
Rousseau:
  • algemene wil: De wil van het volk moet leidend zijn in het bestuur van een land.
  • Een koning volgt alleen zijn eigen wil en nooit die van de mensen.
  • sociaal contract: Het absolutisme moet daarom plaatsmaken voor democratie.

Slide 32 - Tekstslide

John locke

Slide 33 - Tekstslide

Voltaire

Slide 34 - Tekstslide

Rousseau

Slide 35 - Tekstslide

Adam Smith (1723-1790)
Adam Smith was een tegenstander van het mercantilistisch beleid. Hij was een voorstander van de vrijhandel en marktwerking. Ook vond Smith dat de overheid zich zo min mogelijk moest bemoeien met de economie en dat de vraag en aanbod de prijzen en lonen bepaalde.  (liberalisme)
Volgens Smith had de mens de aangeboren neiging om het eigen belang te dienen, want daarmee diende je ook het algemene belang. 

Slide 36 - Tekstslide

Montesquieu: Trias Politica

Slide 37 - Tekstslide

Verlicht Absolutisme
Andere vorsten gingen het verlichtingsdenken toepassen
  • Catharina de Grote wordt ook een Verlicht Absolutist genoemd - stichting scholen en universiteiten, vaccinaties en meer. 
  • Maar ook harde censuur
  • Alles voor, niets door het volk

Slide 38 - Tekstslide

Olympe de Gouges
In Frankrijk had men censuskiesrecht: alleen rijke mannen mochten stemmen.  
Doordat vrouwen geen kiesrecht hadden schreef Olympe de Gauges de verklaring van de Rechten van de Vrouw en de Burger. Daarin schreef ze dat vrijheid en gelijkheid voor alle Fransen gold, inclusief vrouwen. Dit werd genegeerd door de nationale vergadering.

 Olympe de Gauges wordt onthoofd door de Jakobijnen.

 

Slide 39 - Tekstslide

Robespierre

Slide 40 - Tekstslide

De Franse koning
  • Voortaan was er de scheiding der machten.
    - Franse koning probeerde te vluchten.

  • In 1792 brak er een oorlog uit tussen Frankrijk, Oostenrijk en Pruisen. 

  • Fransen waren bang dat Europese vorsten de revolutie probeerden terug te draaien. 

  • Lodewijk werd beschuldigd van landverraad en naar de guillotine gebracht. 

Slide 41 - Tekstslide

De radicale revolutie (2)
  • Robespierre roept de Franse Republiek uit. 

  • Start van de Terreur 1793-1794.

  • Iedereen de gematigd was werd naar de guillotine gebracht. 

  • Robespierre baseerde zijn beleid op Rousseau. 

  • Einde oorlog is einde Robespierre. 

Slide 42 - Tekstslide

De Terreur
Robespierre vertrouwde niemand en regeerde met terreur
Om tegenstanders uit te schakelen richtte hij speciale rechtbanken op die duizenden Fransen naar de guillotine stuurden
Iedereen die verdacht werd als tegenstander van Robespierre kon vermoord worden
Maar in 1794 werd Robespierre zelf gearresteerd en onthoofd
De guillotine werd gebruikt om tegenstanders van Robespierre te onthoofden

Slide 43 - Tekstslide

De Amerikaanse Revolutie 
Thomas Paine riep in zijn pamflet op om los te breken van Groot-Brittannië
In 1776 riep het Congres de onafhankelijkheid van de 'VS' uit

Principes van de Verlichting werden verwerkt in de onafhankelijkheidsverklaring; recht op leven, vrijheid en geluk
No taxation without representation

Slide 44 - Tekstslide

George Washington
George Washington
Eerste president van de VS
 1789 to 1797
Schrijver van de Amerikaanse grondwet
Wordt gezien als een Founding Father van de VS
George Wah

Slide 45 - Tekstslide

Hoe wordt een persoon die aanneemt dat een god de wereld heeft gemaakt, maar zich er verder niet meer mee bemoeid genoemd?

Slide 46 - Open vraag

- Karl Marx (1818-1883) 
- Grondlegger van het communismeGrote ideologie die veel invloed heeft en heeft gehad sinds het ontstaan.

- Filosoof Karl Marx en Friedrich Engels.

 basis idee
  • Geen sociale klassen
  • Alles is van iedereen
  • Verandering door revolutie




Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Wiens wil moest volgend de verlichte filosoof Rousseau uitgevoerd worden?
A
Die van de koning
B
Die van de paus
C
Die van het volk
D
De van het parlement

Slide 49 - Quizvraag

Johan Rudolph Thorbecke
  • Johan Thorbecke (liberaal)
  • Wijziging grondwet 
  • Voortaan minder macht koning.
    -> constitutionele monarchie

  1.  Ministriële verantwoordelijkheid
  2.  Censuskiesrecht voor mannen

Slide 50 - Tekstslide

Aletta Jacobs 1854-1929

Slide 51 - Tekstslide