Zullen en zouden

Zullen en zouden
Zie ook: De Sprong blz. 314 - 317
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zullen en zouden
Zie ook: De Sprong blz. 314 - 317

Slide 1 - Tekstslide

3

Slide 2 - Video

00:09-00:34
Wat zou je doen, als ik hier opeens weer voor je stond?
Wat zou je doen?
Als ik viel, hier voor je op de grond?
Wat zou je doen, als ik dat deed?

Slide 3 - Tekstslide

00:40-01:05
Wat zou je doen,
als ik je gezicht weer in mijn handen nam?
Wat zou je doen,
als ik met mijn mond dichtbij de jouwe kwam?
Wat zou je doen, als ik dat deed?

Slide 4 - Tekstslide

01:11-01:36
Zou je lachen, zou je schelden?
Zou je zeggen dat ik een klootzak ben?
Zou je janken, zou je vloeken?
Zou je zeggen dat je me niet meer kent?
Zou je lachen, zou je schelden - van verdriet?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les:
  • weet je in welke situaties je zullen gebruikte en in welke situaties zouden
  • kun je beleefde vragen maken met 'zouden'
  • Kun je 'zouden' gebruiken voor irrealis (geen realiteit/wens)
  • kun je advies geven met 'zouden'

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
a. Zullen we koffie drinken?
b. Zou ik even naar het toilet mogen?
c. Ik zal vanmiddag brood kopen.
d. Jij zou toch brood kopen?
e. Je zou eens naar de kapper moeten gaan.
f. Het zal wel moeilijk zijn.
g. Als ik rijk was, zou ik een wereldreis maken.

In al deze voorbeelden staat een vorm van zullen, maar het woord heeft in iedere zin een andere betekenis. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Oefening 1
Zijn de volgende zinnen een voorstel of een belofte/afspraak?

Slide 9 - Tekstslide

1. Zullen we straks gaan wandelen?
A
Voorstel
B
Belofte/afspraak

Slide 10 - Quizvraag

2. Ik zal de auto morgen naar de garage brengen.
A
Voorstel
B
Belofte/afspraak

Slide 11 - Quizvraag

3. We zullen je helpen met het opknappen van je huis.
A
Voorstel
B
Belofte/afspraak

Slide 12 - Quizvraag

4. Zal ik boodschappen voor je doen?
A
Voorstel
B
Belofte/afspraak

Slide 13 - Quizvraag

5. Hij zal je straks naar het station brengen.
A
Voorstel
B
Belofte/afspraak

Slide 14 - Quizvraag

Oefening 2
Maak van deze zinnen een belofte/afspraak. Gebruik een vorm van zullen.

Slide 15 - Tekstslide

1. Mijn man haalt brood.

Slide 16 - Open vraag

2. Mijn vriendin helpt me met wiskunde.
Er zijn twee goede antwoorden mogelijk, maar het systeem rekent alleen het antwoord met het tweede werkwoord achteraan goed.

Slide 17 - Open vraag

3. We gaan naar de film.

Slide 18 - Open vraag

4. Ik betaal de kaartjes.

Slide 19 - Open vraag

5. Ik koop het woordenboek volgende week.

Slide 20 - Open vraag

6. Ik doe de deur op slot.

Slide 21 - Open vraag

7. Zij kopen bloemen voor het feest.
Er zijn twee goede antwoorden mogelijk, maar het systeem rekent alleen het antwoord met het tweede werkwoord achteraan goed.

Slide 22 - Open vraag

8. Ik betaal het eten als jij de drankjes betaalt.

Slide 23 - Open vraag

9. Ik bel je vanavond om 9 uur.

Slide 24 - Open vraag

10. We doen de ramen dicht.

Slide 25 - Open vraag

Lees blz. 314-315 van je boek

Slide 26 - Tekstslide

Maak de oefeningen in je boek
Blz. 315-317
Voorbereiden: 16A + 16C
Maken: 15 en 16B

Slide 27 - Tekstslide

Is het gelukt alle oefeningen te maken?
Ja
Nee

Slide 28 - Poll

Ik kan nu goede zinnen maken met zullen en zouden.
0=helemaal niet - 5=helemaal wel
05

Slide 29 - Poll

Schrijf 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open vraag