Excel basis

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatiekundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inhoudsopgave
  1. Inleiding
  2. Werken met cellen
  3. Doorvoeren
  4. Formules & Functies
  5. Voorwaardelijke opmaak 
  6. ALS-Functie

Slide 2 - Tekstslide

Waarvoor zou jij MS Excel gebruiken?

Slide 3 - Open vraag

Waarvoor wordt Excel gebruikt?
  • Gegevensinvoer en -organisatie
  • Berekeningen en Formules
  • Grafieken en Visualisaties 
  • Budgettering en Financiële Planning
  • Planning en Agenda's

.......










Slide 4 - Tekstslide

1. Inleiding

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke tabbladen zijn er?

Slide 8 - Woordweb

2.

Slide 9 - Tekstslide


A
11
B
12
C
5+6
D
10

Slide 10 - Quizvraag


A
11
B
12
C
5+6
D
10

Slide 11 - Quizvraag

 = 
Wiskundige benaming
Naam van de cel 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

2.1

Slide 15 - Tekstslide

2.2
  • Een datum functie die actueel blijft (=vandaag) of (=nu)

Slide 16 - Tekstslide

2.3

Slide 17 - Tekstslide

2.4

Slide 18 - Tekstslide

2.5

Slide 19 - Tekstslide

2.6
Datatypen

Slide 20 - Tekstslide

Welke datatypen zijn er?

Slide 21 - Woordweb

Cellen samenvoegen
2.7
Het lint > Start > Uitlijning > Samenvoegen en centreren

Slide 22 - Tekstslide

Oefening 1 * Excel

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

  • Elk getal dat je intypt moet automatisch 2 nullen krijgen. 
  • Er moet nergens ##### staan en alle tekst moet zichtbaar zijn.
  • Voeg onder Jasper de datum van vandaag, zorg dat deze aangepast wordt naar de datum wanneer je het Excel bestand opent.

Slide 25 - Tekstslide

3. Doorvoeren
Voorbeeld: 
Dagen van de week = wel
Windrichtingen = niet

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

4. Formules en functies

Slide 32 - Tekstslide

Welke wiskundige
bewerkingen ken je?

Slide 33 - Woordweb

5. Voorwaardelijke opmaak
  • Alle getallen onder de 1000 ROOD
  • Alle getallen tussen de 5000 en 10 000 ORANJE
  • Alle getallen meer dan 10 000 GROEN 

Slide 34 - Tekstslide

6. De ALS-Functie
Gezamenlijke oefening*

Slide 35 - Tekstslide

6. De ALS-Functie
=ALS(A1> 50;"Goedzo";"Kan beter")  

Slide 36 - Tekstslide

Wat is er geselecteerd ?
A
Een cel
B
Een bereik
C
Een afbeelding
D
Een tabel

Slide 37 - Quizvraag

Ik wil het aantal medewerkers weten in een bedrijf.
Hoe doe ik dat?
A
=AANTAL()
B
=GEMIDDELDE()
C
=SOM()
D
=BEREIK()

Slide 38 - Quizvraag

Ik wil het grootste getal weten van een kolom.
A
=grootstegetal()
B
=grootste()
C
maximum()
D
=MAX()

Slide 39 - Quizvraag

Hoe heet deze cel?
A
F3
B
E4
C
F4
D
F5

Slide 40 - Quizvraag

$C$2
A
Volledig Relatief
B
Volledig Absoluut
C
Deels Relatief
D
Deels Absoluut

Slide 41 - Quizvraag

C$2
A
Volledig Relatief
B
Volledig Absoluut
C
Deels Relatief
D
Deels Absoluut

Slide 42 - Quizvraag

C2
A
Volledig Relatief
B
Volledig Absoluut
C
Deels Relatief
D
Deels Absoluut

Slide 43 - Quizvraag

C$2
Wat blijft staan?
A
Rij
B
Kolom
C
Cel
D
Bereik

Slide 44 - Quizvraag

$C2
Wat blijft staan?
A
Rij
B
Kolom
C
Cel
D
Bereik

Slide 45 - Quizvraag