Unit 3.4 Grammar

Welcome

Op je plek
Tas op de grond
Boek op tafel
Materiaal op orde en opgeladen

Stil als ik praat en in de les
Vraag? Hand omhoog
We luisteren naar elkaar
We doen mee
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome

Op je plek
Tas op de grond
Boek op tafel
Materiaal op orde en opgeladen

Stil als ik praat en in de les
Vraag? Hand omhoog
We luisteren naar elkaar
We doen mee

Slide 1 - Tekstslide

Objectives

Grammar lesson:

After this lesson I know how to use:

  • Some/any etc.
  • Have to/must/should


Program Unit 3.4 

  • 5 mins grammar
  • Quiz 
  • 5 mins grammar
  • Quiz
  • (Home)work grammar:
    Ex 8,9 en 10 Unit 3.4

  • SE KLV 6 februari in SOM: 

Slide 2 - Tekstslide

Ik begrijp het verschil tussen some & any en kan het foutloos toepassen
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 3 - Quizvraag

Do you have _______ coffee?

A
some
B
any
C
something
D
every

Slide 4 - Quizvraag

Does ___________ mind if I open the window?
A
someone
B
anyone

Slide 5 - Quizvraag

I don’t have _______ money left.

A
some
B
any
C
something
D
anything

Slide 6 - Quizvraag

SOME

bij vragen: verwacht ‘ja’ als antwoord.
Het is bevestigend (positief)

some
somebody / someone 
something
somewhere

(?) Can I have some sugar, please?
(?) Can I help somebody / someone?
+    There is something wrong with our car.
+    My shoes must be here somewhere.


ANY

bij vragen: geen idee of het  ‘ja’ of ‘nee’ zal zijn.
Het is negatief/ontkennend (not)

any 
anybody / anyone
anything
anywhere

(?) Is there any rice left?
(?) Hello! Is anybody / anyone home?
-    I can’t hear anything!
-    I haven’t seen Ken anywhere today





Zorg dat je deze woorden kent!
Zorg dat je deze woorden kent!

Slide 7 - Tekstslide

Jonathon is speaking to ________________ on the phone.
A
some
B
anyone
C
everyone
D
someone

Slide 8 - Quizvraag

I have got ___________ in my right eye. Could you have a look?
A
something
B
anything
C
everything
D
someone

Slide 9 - Quizvraag

We can't do ___________ about the problem with the computer.
A
something
B
anything
C
everything

Slide 10 - Quizvraag

Do we have ............ milk left?
A
some
B
any

Slide 11 - Quizvraag

I can’t find my keys ...........
A
somewhere
B
anywhere
C
somebody
D
anything

Slide 12 - Quizvraag

As a matter of fact, yes, I know
........................ who can help you!
A
something
B
anything
C
someone
D
anyone

Slide 13 - Quizvraag

Hello? Is there
..................wrong with your phone? I can't see you
A
something
B
anything
C
anywhere
D
someone

Slide 14 - Quizvraag

Nira is ..... in the building
A
somewhere
B
anywhere
C
At some place

Slide 15 - Quizvraag

James doesn't like ....... that's slow
A
something
B
everything
C
anything

Slide 16 - Quizvraag

Is there ........ wrong
A
some
B
any
C
anything
D
something

Slide 17 - Quizvraag

We don't have .......to drink
A
something
B
a lot
C
anything

Slide 18 - Quizvraag

some/any

Is there ... bread left?
A
some
B
any

Slide 19 - Quizvraag

'used to'...vroeger, maar nu niet meer
Gebruik: Je gebruikt 'used to' om te verwijzen naar dingen die eerst zo waren, maar nu niet meer. In het Nederlands zeg je dan vaak ‘Vroeger…’.

Hoe: used to + hele werkwoord 
I used to have a rabbit. 

Slide 20 - Tekstslide

(+)My mom ....................(work) full time.
A
used to work
B
did use to work
C
didn't use to work

Slide 21 - Quizvraag

(-)We ...................(to be) friends.
A
used to be
B
didn't use to be
C
did use to be

Slide 22 - Quizvraag

....... your dad ...... to work every day?
A
used to work
B
didn't.....use to work
C
Did... use to work

Slide 23 - Quizvraag

There ......... to be a factory there (-)
A
used to
B
didn't use to be
C
Did use to
D
Didn't used to be

Slide 24 - Quizvraag

Practise
Grammatica
(Home)work grammar:
Ex 8,9 en 10 Unit 3.4 (page 143, 144)






timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

.....she ...............(to wear) glasses?
A
Was used to wear
B
Didn't....use to wear
C
Did... use to wear
D
Did...used to wear

Slide 29 - Quizvraag