6.4 Relaties tussen soorten

6.4 Relaties tussen soorten
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

6.4 Relaties tussen soorten

Slide 1 - Tekstslide

6.4 Relaties tussen soorten
Je leert 
-over prooi predator relaties en voedselketen en voedselweb.

- wat de gevolgen zijn van moeilijke afbreekbare schadelijke stoffen in een voedselketen.

-  over duurzame relaties (symbiose) tussen soorten en welke drie soorten relaties er zijn.

je kunt toepassen: Herbivoren
, Carnivoren, Predatie, Omnivoren , Predatoren , Predator-prooirelatie,  Voedselketen
, Voedselweb, Accummulatie,  Persistent , Symbiose:  (mutualisme - commensalisem - epifytisme - parasitisme), enegie in een systeem

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Tussen de hoeveelheid predatoren en de hoeveelheid prooidieren bestaat een dynamisch evenwicht. Vaak ligt de piek van de predator rechts van die van de prooidieren. Kun je dat voor jezelf verklaren?
In BINAS 93D2 zie je nog een voorbeeld.

Slide 4 - Tekstslide

Er zijn altijd meer predatoren dan prooien in een predator-prooirelatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wie is wie in de prooi-predator-relatie?
A
heidewants = prooi lieveheersbeestje = predator
B
heidewants = predator lieveheersbeestje = prooi
C
dat kun je niet bepalen, je hebt meer gegevens nodig

Slide 7 - Quizvraag

Autotrofe organismen produceren direct of indirect het voedsel voor alle andere organismen.

Deze producenten staan altijd aan de basis van een voedselketen of voedselweb.

Slide 8 - Tekstslide

Autotrofe organismen noemen we producenten omdat....
A
ze via fotosynthese zuurstof produceren
B
ze via fotosynthese glucose (organische stof) produceren

Slide 9 - Quizvraag

voedselketen 
In de voedselketen spreek je van producenten en consumenten 1e, 2e, 3e,...... orde.

Let op!
Hoe gaan de pijltjes !!!!!!


producent
consument 1e orde
consument 2e orde
consument 3e orde
consument 4e orde
consument 5e orde

Slide 10 - Tekstslide

voedselweb
- wie zijn de producenten?
- wie zijn de consumenten
  1e, 2e of 4e orde?
- welke organismen zijn herbivoor, carnivoor of omivoor?

- welke organismen zijn elkaars concurrenten om voedsel?

Slide 11 - Tekstslide

Wat mag er niet in een voedselweb?
A
planteneters
B
vleeseters
C
afvaleters
D
nutriënten

Slide 12 - Quizvraag

Leerlingen kijken wat er allemaal leeft in een zoetwaterplas en wie van wie leeft. In de afbeelding zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven. Drie schakels zijn in de afbeelding niet ingevuld, deze zijn aangeduid met 1,2 en 3.

Welk van de volgende dieren kan in schakel 3 thuishoren?

A
Een garnaal
B
Een kaaimankrokodil
C
Een waterkever

Slide 13 - Quizvraag

Verstoorde voedselketen
Door:
-ziekte
-gif 

Heeft effect op een heel ecosysteem.... 

Slide 14 - Tekstslide

Silent spring (1962)     Rachel Carson                                     
In 1962 verscheen in de V.S. het boek Silent spring van Rachel Carson, waarin ze de effecten beschreef van het gebuik van insecten dodende middelen (insecticiden) in de landbouw op veel vogel populaties. (met name het middel DDT)
Het symbool van de V.S. is de American Bold Eagle en ook met deze vogelsoort ging het slecht. De schil van de eieren was door DDT zo zacht, dat de eieren door de ouders vertrapt werden in het nest.

Slide 15 - Tekstslide

Het gebruik van DDT werd verboden en de populatie is weer hesteld.
De stof DDT was, voor het in gebruik werd genomen, uitgebreid getest, onder andere op toxiciteit (giftigheid) voor de mens en allerlei diersoorten. Toch ging het mis door accumulatie.

Slide 16 - Tekstslide

accumulatie
= toename van de concentratie  niet goed afbreekbare stoffen (persistente stoffen) in een voedselketen.
De stof DDT is slecht afbreekbaar door organismen. Daardoor hoopt het zich, in de loop van het leven, op in het lichaam van een dier.
Wordt het dier (samen met andere dieren) opgegeten, dan komt al hun DDT in het lichaam van de predator.
In de toppredator vind je de hoogste concentratie

Slide 17 - Tekstslide

Accumulatie van persistente stoffen

Slide 18 - Tekstslide

Enkele kenmerken van biociden zijn:
1 Ze hebben een snel effect.
2 Ze zijn niet selectief.
3 Er treedt accumulatie op.
Welk(e) van deze kenmerken behoort (behoren) tot de voordelen van chemische gewasbescherming bij een insectenplaag?
A
1
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1,2 en 3

Slide 19 - Quizvraag

voedselrelaties 
Verschillende diersoorten en plantensoorten kunnen nauw en langere tijd 
met elkaar samenleven. 

Dit noem je symbiose 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Mutualisme is een vorm van symbiose, waarbij allebei de soorten voordeel hebben van de relatie. Een win win situatie dus.
Voorbeelden van mutualisme

Slide 23 - Tekstslide

Commensalisme is een vorm van symbiose, waarbij één van de soorten voordeel heeft van de relatie en de ander maakt het niet zo veel uit. 
(geen voordeel en geen nadeel)
Commensalisme bij planten noem je epifytisme
De reiger profiteert van de insecten die op de mest afkomen en de in de omgewoelde grond zitten. Buffel heeft geen uitgesproken voordeel of nadeel
Remora vissen zwemmen mee en eten de restjes van de haai.

Slide 24 - Tekstslide

Parasitisme is een vorm van symbiose, waarbij één van de soorten voordeel heeft van de relatie en de ander een nadeel.
Voorbeelden van parasieten en gastheer

Slide 25 - Tekstslide

Er zijn duidelijke verschillen tussen parasitisme en predatie.
-  Meestal is de parasiet klein ten opzichte van de gastheer. De predator is meestal groot vergeleken met de prooi.
- parasiet en gastheer leven langere tijd samen; bij predator prooi is er een (eenmalige) korte ontmoeting.
-  de prooi wordt gedood, de gastheer heeft schade, maar blijft in leven (een parasiet heeft niets aan een dode gastheer)

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen mutualisme en coöperatie
A
Bij mutualisme hebben twee organismen voordeel.
B
Coöperatie is een vorm van symbiose.
C
Mutualisme betreft verschillende soorten.
D
Mutualisme komt alleen bij dieren voor.

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video


Hoe wordt de relatie genoemd tussen zeester en zeeslak?
A
concurrentie relatie
B
producent-consument relatie
C
predator-prooi relatie
D
parasitisme

Slide 29 - Quizvraag

Hoofdstuk 6 is afgerond !
HUISWERK=
  • examentraining H6 maken
  • oefentoets 1 ecologie maken
  • oefentoets 2 ecologie maken

Hier start je vandaag mee.
Oefentoets 2 Ecologie wordt volgende week besproken

Slide 30 - Tekstslide

Lessen biologie 26-30 april

PO "Beleef de LENTE"




Tijdens de lessen ga je hieraan werken

Instructies komen vanavond in Teams te staan bij Opdrachten

Deadline inleveren is vrijdag 30 april 20.00 uur ’s avonds.

Slide 31 - Tekstslide