Les 6: Samenstellingen

Samenstellingen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je in de vorige les(sen) geleerd?

Vertel hier iets over.

Slide 2 - Woordweb

Wat ga je doen in deze les?
- Je leest over samenstellingen.
- Je bekijkt twee video's.
- Je oefent met tussenletters in samenstellingen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik weet wat een samenstelling is.
- Ik weet wat de regels zijn bij het maken van samenstellingen.
- Ik kan deze regels op de juiste manier toepassen bij samenstellingen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat bedoelen ze bij de vorige dia's met: "De spatie maakt het verschil"?

Slide 9 - Open vraag

Wat weet je nog over samenstellingen?

Slide 10 - Open vraag

Tussenletter in samenstellingen


Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen. Soms is er een extra 'tussenletter' nodig om deze woorden aan elkaar te kunnen 'plakken'.





Slide 11 - Tekstslide

Er zijn diverse vormen van samenstellingen:

- Geen tussenletter                     telefoonhoesje - tafelpoot
- Tussenletters -en-                    bloemenwinkel - leerlingenraad
- Tussenletter -e-                         apetrots - gemeentebestuur
- Tussenletters -s-                       koningszoon - personeelschef


Belangrijk: het eerste deel van de samenstelling bepaalt de regel!


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Tussenletter -(e)n
Basisregel: je schrijft bij ‘gewone’ samenstellingen altijd –(e)n.
Krant + jongen = krantenjongen
Beest + bende = beestenbende
Aap + rots = apenrots
Stoel + dans = stoelendans
Boek + kast = boekenkast
Hond + hok = hondenhok


Slide 14 - Tekstslide

Je schrijft een tussenletter -e-:

- Als het eerste deel een werkwoord of versterkend woord is

dronkelap, beresterk

- Als het eerste deel een uniek persoon of een unieke zaak is (er is er maar een van)

zonnescherm, Koninginnedag

- Als het woord niet meer herkenbaar is als samenstelling

ellepijp, schattebout

Slide 15 - Tekstslide

Je schrijft een tussenletter -e-:

- Als het eerste deel  geen meervoud heeft

rijstepap, ereplek

- Als het eerste deel alleen een meervoud op -s heeft

horlogemaker

- Als het eerste deel een meervoud op -s en -n heeft

secondewijzer


Slide 16 - Tekstslide

Leg het verschil uit!

Slide 17 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen
Het meervoud van ‘tomaat’ is ‘tomaten’. De samenstelling schrijf je dus ook met –en.

Het meervoud van ‘groente’ is ‘groentes’ én ‘groenten’. De samenstelling schrijf je dus alleen met een –e.

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit

Slide 19 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen
Het meervoud van ‘aap’ is ‘apen’. De samenstelling schrijf je dus ook met –en.

Bij ‘apetrots’ versterkt het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord, namelijk ‘trots’. In de samenstelling schrijf je dus alleen een -e

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Tussenletter –s-
Je schrijft een –s- als je die hoort. Jongensboek, geluidsbron.

Soms kun je dit niet horen. Zoek dan een andere samenstelling waarbij je het wel kunt horen.
       Voorbeeld: dorp + straat
      dorpstraat of dorpsstraat?

Vul een ander woord in: dorpplein of dorpsplein? --> dorpsstraat


Slide 22 - Tekstslide

Even oefenen...

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is een samenstelling?
A
weegschaal
B
loopt
C
school
D
het

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de juiste samenstelling?
A
kattenkruid
B
kattekruid

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de juiste samenstelling?
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 29 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 30 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 31 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 32 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
fietslot
B
fietsslot

Slide 33 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 34 - Quizvraag

Welke vormen van samenstellingen zijn er?

Slide 35 - Open vraag

Leerdoelen
- Ik weet wat een samenstelling is.
- Ik weet wat de regels zijn bij het maken van  samenstellingen.
- Ik kan deze regels op de juiste manier toepassen bij samenstellingen.

Slide 36 - Tekstslide

Ben je tevreden over het behalen van je leerdoelen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Wat ging er goed?
Wat kan er nog beter?

Slide 38 - Open vraag

En nu verder...
Heb je nog tijd over?
--> kies dan nog een onderdeel uit de keuzekaart
--> stel je vragen aan de docent

Slide 39 - Tekstslide