prefixes & suffixes

Wat is het verschil?
Communication          Miscommunication
Like             Dislike
Kind              Kindness
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat is het verschil?
Communication          Miscommunication
Like             Dislike
Kind              Kindness

Slide 1 - Tekstslide

Prefixes / Voorvoegsels
Komen voor het woord

Veranderen de betekenis van het woord

Slide 2 - Tekstslide

Prefixes / Voorvoegsels

 (Non)sense                 (Im)possible              (Un)used              
  (Il)legal                         (In)compatible         (Ir)responsible
 (Dis)appear                 (Re)play                       (Mis)behave

Slide 3 - Tekstslide

overheat

over =
A
in
B
to little
C
to much
D
normal

Slide 4 - Quizvraag

invisible

in =
A
Yes
B
not
C
see
D
?

Slide 5 - Quizvraag

unusual
un =
A
opposite
B
clearly
C
somewhat
D
very

Slide 6 - Quizvraag

Mislead
mis =
A
direct
B
to
C
wrong
D
against

Slide 7 - Quizvraag

refinance
re =
A
too much
B
together
C
between
D
again

Slide 8 - Quizvraag

foresee
fore =
A
earlier, before
B
between
C
under, below
D
not enough

Slide 9 - Quizvraag

interface
inter =
A
between
B
back
C
across
D
under, below

Slide 10 - Quizvraag

Suffixes / Achtervoegsels
Komen achter het worod

Veranderen de betekenis van het woord

Slide 11 - Tekstslide

Suffixes / Achtervoegsels
Met -er: degene die de actie doet: Teach(er)
Werkwoord naar zelfstandig naamwoord: Pay(ment) / Paint(ing)
Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord naar zelfstandig naamwoord: Kind(ness)

Slide 12 - Tekstslide

Suffix
A suffix is a group of letters placed after the root of a word. For example, the word flavorless consists of the root word “flavor” combined with the suffix “-less” [which means “without”]; the word “flavorless” means “having no flavor.”

Slide 13 - Tekstslide

Portable
able =
A
Fear
B
happiness
C
anger
D
able to

Slide 14 - Quizvraag

Acting
ing=
A
different
B
qualified
C
older
D
denoting an action

Slide 15 - Quizvraag

practicable
able =
A
undoable
B
possible
C
higher
D
lower

Slide 16 - Quizvraag

stronger
'er'=

A
mighty
B
person
C
multiple
D
comparative

Slide 17 - Quizvraag

strongest
est =
A
different
B
average (gemiddelde trap)
C
Color
D
superlative (overtreffende trap)

Slide 18 - Quizvraag

Careless
less =
A
Without
B
with
C
more
D
addition

Slide 19 - Quizvraag

package
-age =
A
result of V
B
person concerned with V
C
action related to V
D
instance of V

Slide 20 - Quizvraag

Suffixes

Slide 21 - Woordweb