Les 37.1 - leerdoel 1 en 2

Les 37.1
spanning en stroomsterkte
Lesplanning:
  1. Uitleg spanning en stroomsterkte
  2. Afronder leerdoel 1 + starten leerdoel 2
  3. Uitleg lading, spanning en stroomsterkte
  4. Welk woord mist?
  5. Verder werken aan leerdoel 2
  6. Afsluiting
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 37.1
spanning en stroomsterkte
Lesplanning:
  1. Uitleg spanning en stroomsterkte
  2. Afronder leerdoel 1 + starten leerdoel 2
  3. Uitleg lading, spanning en stroomsterkte
  4. Welk woord mist?
  5. Verder werken aan leerdoel 2
  6. Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Studietip
alle denkstappen noteren

Jijzelf en de docent kunnen hierdoor achteraf makkelijker evt fouten eruit halen. Misschien heb je nu al wel door dat het bij Natuurkunde helemaal niet alleen om een goede uitkomst gaat. Maar het proces ernaartoe. En het begrijpen wat je aan het uitrekenen is misschien wel veel belangrijker.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Studietip
schrijven i.p.v. typen

Typen is sneller, maar schrijven beklijft beter Uit een onderzoek uit 2014 komt deze duidelijke conclusie: wanneer je aantekeningen typt ben je sneller en noteer je een stuk meer. Het lijkt er echter op dat juist de mindere snelheid van het schrijven een voordeel oplevert. Bij schrijven werken linker en rechter hersenhelft samen. Je maakt ook (bijna automatisch) een samenvatting als je schrijft. Dat betekent dat je de stof al aan het verwerken bent. Je onthoudt het dan beter.
En natuurlijk maak je alle opgaven en aantekeningen in je natuurkunde schrift.
Zo kan je het later makkelijk terug vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Afronden leerdoel 1 - volgens de studiewijzer
Maak de check op een los blaadje. Zodat je deze in kan leveren.
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

4, 
Leerdoel 2
Je kan het verschijnsel elektrische stroom uitleggen als verplaatsing van lading ten gevolge van een aangelegde spanning en aangeven hoe het vermogen van een apparaat hiermee samenhangt. Hieraan kan je ook berekeningen doen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stroom






Stroom is het bewegen van lading in één richting.
In een metalen draad zijn de ladingen die stromen vrije elektronen.
-
+

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat elektrische stroom?

Bij een “groot” ladingsverschil 
bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats.

Slide 7 - Tekstslide

Aantrekking
Ladingsverschil = spanning

Stroomsterkte in ampère I (A)
De hoeveelheid lading dat per seconde een 
bepaald punt in de 
stroomkring passeert.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 Ampère 
6,24 • 10¹⁸ elektronen per seconde

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

21 mA = ... A
A
0,0021 A
B
0,021 A
C
2100 A
D
21 000 A

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
Door een spanning over de draad aan te sluiten gaan de vrije elektronen van de negatieve naar de positieve pool bewegen. 
-
+
De vrije elektronen bewegen continu maar pas als je er spanning over zet bewegen ze netto in één richting, dan is er sprake van elektrische stroom.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
De hoeveelheid elektrische energie dat een lading afgeeft tussen twee punten in de stroomkring. 

San Rafael waterval in Ecuador
Je kan het vergelijken met zwaartekracht; wanneer water van een punt met meer potentiele energie naar een plaats met een lagere potentiele energie stroomt komt er energie vrij. Die energie kan je gebruiken om apparaten (bijvoorbeeld een waterrad) van energie te voorzien.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het vermogen
           Waar hangt het vermogen vanaf?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De richting 
van stroom
Afspraak: I loopt van de + pool naar - pool.  
Werkelijkheid: de elektronen worden van de – pool naar de + pool gepompt.  

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Studietip
oefenen met redeneren

Als je iets moet beredeneren spreek je een belangrijk deel van je hersenen aan. Je moet dan iets actief begrijpen. Je begrijpt iets pas echt als je het uit kunt leggen aan een ander. Deze vragen spreken dus een diepere laag van begrip aan

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Afronden leerdoel 1 + Starten met leerdoel 2 
 volgens de studiewijzer
Vandaag is het les 37.1. Bij aanvang van les 38.1 lever je de check van leerdoel 2 in.
timer
30:00

Slide 17 - Tekstslide

4, 
Stroomsterkte
De hoeveelheid lading dat per seconde een 
bepaald punt in de 
stroomkring passeert.
I=tQ
I de stroomsterkte in Ampère (A)
Q de lading in Coulomb (C)
t de tijd in seconden (s)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een elektron heeft een lading van 1,602 * 10⁻¹⁹ C. Hoeveel elektronen passeren per seconde een punt in de stroomkring wanneer de stroomsterkte 1,0 A is? Tip: 1 A = 1 C/s
A
6,2*10¹⁸ elektronen
B
6,2 * 10⁻²⁰ elektronen
C
1,6 * 10⁻¹⁹ elektronen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spanning
De hoeveelheid elektrische energie dat een lading afgeeft tussen twee punten in de stroomkring. 
U=QΔE
U de spanning in volt (V)
ΔE energieverschil in joule (J)
Q de lading in Coulomb (C)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het vermogen
P(W)=U(V)I(A)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

W = J/s
De eenheid van vermogen afleiden.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave
Het opladen van een bepaalde mobiele telefoon via een adapter duurt 90 minuten. Op de adapter lezen we: '230 V; 0,15 A’.

  1. Bereken hoeveel elektronen per seconde de telefoon in stromen tijdens het opladen.

  2. Bereken hoeveel lading er tijdens het opladen in de telefoon is gestroomd.

  3. Bereken hoeveel energie het opladen heeft gekost.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welk woord mist?


  • In drie- of viertallen.
  • Stukjes tekst zo snel mogelijk bij de juiste begrippen leggen.
  • De stukjes tekst vormen samen een geheel.
spanning, stroomsterkte of lading

Slide 24 - Tekstslide

Stukjes tekst (vormen samen een geheel) bij het juiste begrip (spanning, stroom/stroomsterkte en lading) in het lokaal leggen).
Aan de slag
Verder werken aan leerdoel 2 - volgens de studiewijzer
Vandaag is het les 37.1. Bij aanvang van les 38.1 lever je de check van leerdoel 2 in.

Slide 25 - Tekstslide

4, 
Hoe komt het dat een lampje direct aangaat zodra je de schakelaar sluit.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

+
-

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies