Nova 1/2VWO H3:Beweging P.3: Versneld-eenparig-vertraagd les 3

HW
paragraaf 5.3: 1, 3 t/m 6
en
uitwerken praktikum boekje
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

HW
paragraaf 5.3: 1, 3 t/m 6
en
uitwerken praktikum boekje

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
HW bespreken
uitleg 5.3
experiment

Slide 2 - Tekstslide

5.2: Gemiddelde snelheid

Slide 3 - Tekstslide

Wim rijdt van huis naar school. Deze rit is 4,5 km lang en duurt 10 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid.


A
450 km/h
B
0,45 km/h
C
27 km/h
D
45km/h

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de formule om gemiddelde snelheid te berekenen?
A
snelheid =afstand : tijd
B
snelheid = tijd : afstand
C
tijd = snelheid x afstand

Slide 5 - Quizvraag

Wim rijdt van huis naar school. Deze rit is 4,5 km lang en duurt 10 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid.


A
450 km/h
B
0,45 km/h
C
27 km/h
D
45km/h

Slide 6 - Quizvraag

Jeanette legt op de fiets een afstand van 10 km af in een half uur.
Bereken de gemiddelde snelheid van Jeanette.

A
20 m/s
B
5,6 m/s
C
10 km/h
D
5,0 km/h

Slide 7 - Quizvraag

Loes rent 75 meter in 15 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s?
A
0,2 m/s
B
0,5 m/s
C
0,4 m/s
D
5 m/s

Slide 8 - Quizvraag

Omrekenen van snelheid in m/s naar snelheid in km/h doe je door:
A
Snelheid in m/s keer 3,6
B
Snelheid in m/s gedeeld door 3,6
C
Snelheid in m/s keer 36
D
Snelheid in m/s gedeeld door 36

Slide 9 - Quizvraag


Een straaljager heeft een snelheid van 1440 km/h.
 Wat is de snelheid van de straaljager   in m/s?
A
40 m/s
B
400 m/s
C
5184 m/s
D
518,4 m/s

Slide 10 - Quizvraag

De snelheid van een auto is 30m/s.
Hoe groot is de snelheid in km/h?
A
v = 8,3 km/h
B
v = 10,8 km/h
C
v = 108 km/h
D
v = 30 km/h

Slide 11 - Quizvraag

5.3 Versneld

eenparig

vertraagd

Slide 12 - Tekstslide

De doelen van 5.3:
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt met de snelheid bij een eenparige, versnelde en vertraagde beweging.
  • Je kunt de snelheid op elk moment van de beweging berekenen bij een eenparige beweging.
  • Je kunt het x,t diagram en het v,t diagram van een eenparige, versnelde en vertraagde beweging herkennen en aflezen.
  • je kunt met x,t diagram nagaan wanneer twee weggebruikers elkaar passeren.

Slide 13 - Tekstslide

Snelheid veranderen
a: Versnelde beweging
de tussenruimtes worden steeds groter

b: Eenparige beweging
de tussenruimtes blijven gelijk

c: Vertraagde beweging
de tussenruimtes worden steeds kleiner

Slide 14 - Tekstslide

Eenparige versnelde beweging

Slide 15 - Tekstslide

Eenparige beweging

Slide 16 - Tekstslide

Eenparige vertraagde beweging

Slide 17 - Tekstslide

Is er hier sprake van een eenparig versnelde beweging tussen 0 en 10 s?
A
Ja, de snelheid neemt constant toe
B
Ja, de snelheid is constant
C
Nee, de snelheid is niet constant
D
Geen idee

Slide 18 - Quizvraag

Bij een eenparige versnelde beweging is ...
A
de afgelegde afstand 0
B
de versnelling 0
C
de snelheid constant
D
de versnelling constant

Slide 19 - Quizvraag

Eenparig vertraagde
Eenparige versnelde
Eenparige beweging

Slide 20 - Sleepvraag

Tegenkomen en inhalen
vb opdracht
Jolanda en Jan staan op 100 m afstand van elkaar. Ze rennen elkaar tegemoet. Jolanda rent met een snelheid van 3 m/s. Jan rent met een snelheid van 2 m/s.
a teken één x,t diagram deze bewegingen.
b. bepaal uit het x,t diagram op welke plek ze elkaar ontmoeten en op welk tijdstip.

Slide 21 - Tekstslide

extra oefening 
als er tijd is

Slide 22 - Tekstslide

Twee wandelaars lopen door een straat. Ze vertrekken tegelijk vanaf het zelfde punt en lopen in dezelfde richting.
Wandelaar 1 loopt met een snelheid van 1,6 m/s.
Wandelaar 2 heeft een snelheid van 1,3 m/s.
Hoe groot is de afstand tussen de twee wandelaars na 1 minuut?
A
0,3m
B
78m
C
96m
D
18m

Slide 23 - Quizvraag

Een brommer komt een snorscooter tegemoet.
De bromscooter heeft een snelheid van 41 km/h.
De snorscooter heeft een snelheid van 25 km/h.
Hoe lang duurt het voordat de scooters elkaar passeren als zij op een afstand van 500 meter van elkaar zijn?
A
0.007s
B
7,6s
C
27,3 s
D
33s

Slide 24 - Quizvraag

leerdoelen 5.3

Slide 25 - Tekstslide

experiment

Slide 26 - Tekstslide