Marktresultaat P3 5V

Marktresultaat en overheidsinvloed
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Marktresultaat en overheidsinvloed

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Herhaling H1 en H2 met LessonUp 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe veel energie hebben jullie nu na de vakantie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Wat is het consumenten-surplus?
A
De prijs die de consument maximaal wil betalen
B
Het verschil tussen de prijs en de kosten van een product
C
Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de te betalen prijs
D
Het verschil tussen de evenwichtsprijs en de betalingsbereidheid

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent surplus?
A
Kwaliteit
B
Concurrentie
C
Winst
D
Welvaartsvoordeel

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel is het totale surplus?
A
16
B
128
C
220
D
968

Slide 6 - Quizvraag

Maak de zin af:
In een Pareto-efficiënte situatie ...

Slide 7 - Open vraag

De marginale kostenfunctie van een aanbieder op een markt van volkomen concurrentie luidt: MK = 4q + 10.
Welke stelling is juist?
A
De marginale kosten zijn gelijk aan de betalingsbereidheid.
B
Bij een marktprijs hoger dan 10 is de aanbieder bereid te leveren.
C
De constante kosten bedragen 10.
D
Bij een marktprijs hoger dan 10 maakt de aanbieder zeker winst.

Slide 8 - Quizvraag

Op een markt van volkomen concurrentie geldt:
Qv = -2P + 10 en Qa = 2,5P - 8
Welke van de volgende stellingen is juist?
A
De maximale betalingsbereidheid van een consument is 10.
B
Bij het marktevenwicht is het consumentensurplus gelijk aan de marktomzet.
C
Het Pareto-optimum ligt bij P = 5.
D
MK = 0,4q + 3,2

Slide 9 - Quizvraag

Wie beschermt de overheid door maximumprijzen in te stellen? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Open vraag

De evenwichtsprijs van een goed op een markt van volkomen concurrentie bedraagt €50. Omdat de productie van dit goed milieubelastend is, legt de overheid een milieuheffing op van €12,5 per product. Hierdoor stijgt de evenwichtsprijs naar €56.
Bereken het afwentelingspercentage. Zet de berekening erbij.

Slide 11 - Open vraag

De aanbodfunctie van een product is
Qa = 3P - 45. De overheid voert een indirecte belasting in van €5 per product. Wat wordt de nieuwe aanbodfunctie?
A
Qa = 3P - 50
B
Qa = 3P - 30
C
Qa = 3P - 60
D
Qa = 3P + 30

Slide 12 - Quizvraag

Op een markt van volkomen concurrentie gelden de volgende vergelijkingen: Qa = 2P - 40 en Qv = -3P + 360. De overheid vindt het marktresultaat ongewenst en stelt een prijs vast van €70.
Welke bewering is juist?
A
De vastgestelde prijs is een maximumprijs die leidt tot een aanbodoverschot.
B
De vastgestelde prijs is een minimumprijs die leidt tot een aanbodoverschot.
C
De vastgestelde prijs is een maximumprijs die leidt tot een vraagoverschot.
D
De vastgestelde prijs is een minimumprijs die leidt tot een vraagoverschot.

Slide 13 - Quizvraag

Op een markt van volkomen concurrentie geldt:
Qv = -2P + 10 en Qa = 2,5P - 8.
Bereken de waarde van het totale surplus. Schrijf je berekening erbij.

Slide 14 - Open vraag

Welke letters tonen het productensurplus na invoer van de subsidie (A')?

Slide 15 - Open vraag

Welke letters tonen de overheidsfinanciën aan na de invoer van de subsidie (A')?

Slide 16 - Open vraag

Waar wil je dat ik de komende weken extra aandacht
aan besteedt? Opdrachten, onderwerpen etc.

Slide 17 - Woordweb