= als de graad van ametropie van een ogenpaar ongelijk is
= een sterkte verschil tussen R/L van 2 of meer dpt
= de graad van anisometropie
Slide 2 - Tekstslide
Aniseikonie
Versmelting van twee sterk in grootte verschillende beelden is niet mogelijk waardoor dubbelzien optreedt. Het beeldgrootteverschil (dat meestal wordt veroorzaakt door de brilcorrectie) noem je aniseikonie.
Beeldgrootteverschil treedt op bij brillen met meer dan 3 à 4 dioptrie tussen het rechter en linker glas.
Slide 3 - Tekstslide
Anisometropie
Klachten
- beeldgrootteverschil = aniseikonie
- Vermoeidheid
- Hp
- Diplopie
Slide 4 - Tekstslide
Prismatische werking bij naar links of naar rechts kijken: convergeren of divergeren om het deviatieverschil op te heffen/verminderen.
Slide 5 - Tekstslide
OD S –4,0 OS S –1,0.
Dextroversie, (met beide ogen naar rechts) en daarbij 1,5 cm naast het centrum van het correctieglas kijkt.
OD δ = d ∙ T’ δ = 1,5 ∙ 4 = 6Δ
OS δ = d ∙ T’ δ = 1,5 x 1 = 1,5Δ
deviatieverschil van (6 – 1,5 =) 4,5Δ als er 1,5 cm naast het centrum wordt gekeken. Het deviatieverschil komt door het sterkteverschil.
Slide 6 - Tekstslide
Wat kan hij doen om geen diplopie te krijgen?
Convergeren of divergeren?
Hoeveel prismadioptrieën?
Slide 7 - Tekstslide
Wat kan hij doen om geen diplopie te krijgen?
Is convergeren of divergeren makkelijker? En waarom?
Slide 8 - Tekstslide
Eventuele oplossing
Je kunt in dit voorbeeld het probleem verminderen door het meest negatieve glas (S -4,00) nasaal te decentreren.
Dan hoeft de klant minder te divergeren
bij het kijken naar links.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Eventuele oplossing
Je kunt in dit voorbeeld het probleem verminderen door het meest positieve glas (S +5,00) temporaal te decentreren.
Dan hoeft de klant minder te divergeren
bij het kijken naar rechts.
Slide 11 - Tekstslide
Onthoud
Kijken in de richting waarin zich het hoogste correctieglas (op de thermometer) bevindt, kan moeilijkheden veroorzaken omdat het ogenpaar dan moet divergeren.
Slide 12 - Tekstslide
Prismatische werking bij naar boven of naar beneden kijken
OD OS δ = d ∙ T’ δ = d ∙ T’ δ = 1 ∙ 5 δ = 1 ∙ 2 δ = 5Δ δ = 2Δ δverschil = 5 – 2 = 3Δ
Slide 13 - Tekstslide
Eventuele oplossing voor een enkelvoudige bril
Oplossing klant= andere hoofdhouding aannemen Oplossing opticien= leesbril met een laag geslepen optische centrum
Slide 14 - Tekstslide
Prismatische werking bij een verandering van de h.a.