verhaalanalyse 1

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Doel verhaalanalyse: je kunt een roman en/of verhaal analyseren met behulp van literaire begrippen.

Lesdoel:
Je kent vier van de belangrijkste literaire termen uit de verhaalanalyse.
Je oefent met het analyseren van een kort verhaal.

Slide 2 - Tekstslide

Welke literaire termen ken je nog?

Slide 3 - Open vraag

Wat gaan we doen?
-   uitleg vier literaire begrippen 
-   lezen kort verhaal (klassikaal)
-   toepassing begrippen
  • in twee- of drietallen    

Slide 4 - Tekstslide

belangrijkste literaire termen
 1.   tijd
 2.  ruimte
 3.  perspectief
 4.  personages
 5.  thema en motieven
 6.   stijl

Slide 5 - Tekstslide

Welk aspect behoort niet tot het onderdeel 'tijd'
A
verhaalbegin
B
verteltempo
C
vertelstandpunt
D
chronologie

Slide 6 - Quizvraag

TIJD
-     historische tijd: wanneer speelt het verhaal zich af?
 -    verteltempo: wat is de verhouding tussen verteltijd en de               vertelde tijd 
-    chronologie: in welke tijdsvolgorde spelen de gebeurtenissen zich af?               
-    verhaalbegin en - einde:  waar in de vertelde tijd begint en eindigt het verhaal?

Slide 7 - Tekstslide

Welk gevoel roept deze ruimte bij je op?

Slide 8 - Open vraag

RUIMTE
-     beeldvormend: geeft aan waar het verhaal zich afspeelt      zonder dat de ruimte een bijzondere betekenis heeft.
-     sferisch: de ruimte versterkt de sfeer die de schrijver in (dat gedeelte van) het verhaal oproept.
-     symbolisch: de ruimte heeft een diepere betekenis en staat symbool voor de gevoelens van een personage, het thema of iets anders in het verhaal.

Slide 9 - Tekstslide

PERSONAGES
-       round character: ontwikkelt zich in de loop van het verhaal
-       flat character: blijft min of meer hetzelfde
-      type: heeft één overheersende eigenschap; verandert niet

Slide 10 - Tekstslide

Perspectief of vertelstandpunt

 -    ik- verteller: personaal perspectief eerste persoon
-     hij/zij verteller: personaalperspectief derde persoon
-     alwetende verteller: auctoriaal perspectief

-      wisselend perspectief

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

MOTIEVEN(1)
  • Betekenis = patroon
  • Motieven (patronen) zorgen voor eenheid in een verhaal.


  • De motieven in een verhaal leiden samen tot het thema: de boodschap die de auteur wil overbrengen.


Slide 13 - Tekstslide

MOTIEVEN (2)
Om van een verhaal een eenheid te maken, zorgt de schrijver ervoor dat alles wat in het verhaal gebeurt een functie heeft, dat alle gebeurtenissen wat met elkaar te maken hebben. Om ordening aan te brengen in de gebeurtenissen, personen en dialogen zal een auteur één of meerdere patronen (motieven) aanbrengen in het verhaal.
   

Tijdens het lezen komt de lezer de herhaling van bepaalde elementen op het spoor en door daartussen verbanden te leggen, tekenen zich verhaallijnen af die belangrijk zijn voor een verhaal. Daar gaat het verhaal kennelijk over.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld motief
Het getal 8 in Het gouden ei van Tim Krabbé. Dit getal komt steeds terug in het boek:

  • Saskia wordt in de 8e maand om 8 uur ontvoerd;
  • Rex sterft 8 jaar na Saskia;
  • 8 is het geluksgetal van Saskia;
  • Als je het getal 8 op zijn kant legt (∞), krijg je het symbool voor eeuwigheid of oneindigheid.

Slide 16 - Tekstslide

Lezen kort verhaal 'Het adres' van Marga Minco
Wat: lezen en analyseren verhaal
Waarom: oefenen met verhaalanalyse 
Met wie: in twee- of drietallen 
Tijd: 10 minuten (na klassikaal lezen van verhaal)
Hoe: we lezen het verhaal klassikaal, daarna maak je in  tweetallen de opdracht.


Slide 17 - Tekstslide

Welk perspectief wordt er in het verhaal gebruikt?
A
personaal perspectief, eerste persoon
B
personaal perspectief, derde persoon
C
alwetend perspectief
D
wisselend perspectief

Slide 18 - Quizvraag

opdracht  (10 minuten)
In twee- of drietallen: 
maak een tijdlijn waarin je de belangrijkste gebeurtenissen uit het verhaal zet.

Klaar?
Wat is volgens jullie het thema van dit verhaal?
Welke motieven  in het verhaal leiden naar dit thema?

Slide 19 - Tekstslide

Over welk literair begrip wil je in de volgende les meer uitleg?

Slide 20 - Open vraag