Voorbereiding toets grondsoorten en organische stof N2

Oefentoets
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BodemkundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Wat is op de kaart geel en paars voor bodemsoort?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Veel organische stof betekent vaak veel bodemleven
B
Veel organische stof betekent vaak weinig bodemlevenH

Slide 4 - Quizvraag

Wat is veen?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer het erg nat is kun je nog goed op veengrond rijden met een zware trekker
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Stelling: runderdrijfmest heeft een lage EOS (effectieve organische stof)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Noem minimaal 3 bestandsdelen die in een goede bodem zitten

Slide 8 - Open vraag

Zet klei grond, zandgrond en löss in volgorde van korrelgrootte. Zet de grondsoort met de grootste korrelgrootte vooraan.
A
klei - löss - zand
B
zand - löss - klei
C
löss - zand - klei

Slide 9 - Quizvraag

Hoe ontstaat zand?
A
Door verwering van gesteenten
B
samenklonteren van kleideeltjes
C
In de zee

Slide 10 - Quizvraag

In zandgrond zit van nature veel voedingsstoffen
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Zandgrond is makkelijk bewerkbaar
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

In zandgrond zit van nature veel organische stof
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

En hoe komt het dat kalkrijke bodems vaak weinig organische stof bevatten?

Slide 14 - Open vraag

Welke grondsoort bevat de meest organische stof?
A
zand
B
klei
C
loss
D
veen

Slide 15 - Quizvraag

waaruit bestaat organische stof?
A
plantenresten
B
dode wortels
C
dood bodemleven
D
dode diertjes

Slide 16 - Quizvraag

Is dit humus of organische stof?

Slide 17 - Open vraag

Wat is humusafbraak (mineralisatie)?
A
Afbreken van organische stof zodat het kan worden opgenomen door de plant.
B
Het bekalken van je land.
C
Het bemesten van je land

Slide 18 - Quizvraag

Noem voordelen van organische stof in de bodem
A
waterberging en vochtlevering
B
voedsel voor bodemleven
C
direct en indirect een goede bodemstructuur
D
CO2 vastlegging in de bodem

Slide 19 - Quizvraag

Wat is Klei- humus complex?

Slide 20 - Open vraag

Wat is verslemping?
A
Het wegwaaien van zand
B
Verdichten van de hele bode
C
Het dichtslaan van de bovenlaag van de bodem door hevige regenval op lichte klei- of zavelgronden.

Slide 21 - Quizvraag

Noem 4 bodemsoorten

Slide 22 - Open vraag

Waar zorgt bekalken voor?
A
Verhogen zuurgraad van de grond
B
Verlagen zuurgraad van de grond
C
Als er wordt gezaaid gaat het sneller kiemen

Slide 23 - Quizvraag

Waarom zijn de bananen krom?
A
Omdat ze naar het licht toe groeien
B
Als ze recht zijn passen ze niet in de schil
C
Daarom

Slide 24 - Quizvraag