Presentatie KWW, ZWW & HWW

1 / 11
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

werkwoorden
Door Lizzy de Roos, Fleur van Daal, Amit de Graaff, Kick Grievink

Slide 2 - Tekstslide

Welke stelling over het zelfstandig werkwoord klopt?
A
Een zelfstandig werkwoord staat altijd met een hulpwerkwoord in een zin
B
Een zelfstandig werkwoord staat altijd in een zin
C
Een zelfstandig werkwoord staat altijd alleen in de zin
D
Er kan maar 1 zelfstandig werkwoord in de zin staan

Slide 3 - Quizvraag

Klik op het koppelwerkwoord
(2 antwoorden mogelijk)
A
Zijn
B
Fietsen
C
Praten
D
Heten

Slide 4 - Quizvraag

Welke stelling over hulpwerkwoorden klopt?
A
Een hulpwerkwoord staat altijd alleen in de zin
B
Een hulpwerkwoord is altijd de persoonsvorm
C
Een hulpwerkwoord staat altijd alleen met een ZWW in de zin
D
Een hulpwerkwoord staat altijd met een KWW of ZWW in de zin

Slide 5 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord
  • Regels
1. enige werkwoord
Bijv:   Ik koop een gebak bij de bakker.
2. laatste in de zin
Bijv:   Bij de voetbalclub kun je lekkere kroketten kopen.

Slide 6 - Tekstslide

koppelwerkwoord
  • koppelww koppelt een zin met een naamwoordelijk deel
  • naamwoordelijk deel: dat wordt vergeleken met een onderwerp.
  • koppelwerkwoord kan nooit zelfstandig voorkomen. 
  • er zijn er acht:
  1. zijn                      5. schijnen
  2. worden             6. lijken
  3. blijven               7. heten
  4. blijken               8. dunken
voorbeelden:
1.  Koen is lief voor iedereen
Lief is het naamwoordelijk deel, Walter is het onderwerp

2. Ella blijft ook dit jaar voorzitter 
Voorzitter is het naamwoordelijke deel, Ella is het onderwerp.



Slide 7 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord is een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde. 
  • Een hulpwerkwoord geeft geen handeling aan. 
  • Een hulpwerkwoord helpt de zin vormen. 
  • Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan. 
Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, dan is de persoonsvorm ALTIJD een hulpwerkwoord.
Voorbeeld:
1.  Ik heb mijn verjaardag gevierd.
2. De buurvrouw is van de fiets gevallen.

Slide 8 - Tekstslide

7 hulpwerkwoorden

ben
hebt
wordt
heeft
had
is
word 
verschillende voltooid deelwoord
veranderd
uitgekozen
gehersenspoeld
bedacht
gepakt
geweest

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten
Maak de opdrachten op het blaadje

Slide 10 - Tekstslide

antwoorden van vragen 
Beste klas, 
 De sint zat te denken (zww), wat hij 3pB zou (hww) schenken (zww). 
Een uitleg zou (hww) misschien wel fijn zijn (kww), 
of een paard gemaakt (zww) van marsepein? 
Hoofdpiet blijkt (kww) afwezig te zijn (zww), 
misschien dronk (zww) hij gisteravond teveel wijn. 
Hij zal (hww) nog wel even thuis moeten (hww) blijven (zww). 
ik ben (hww) nu al erg lang aan het schrijven (zww), 
maar wat gaan (hww) jullie nou krijgen (zww)? 
Dit opdrachtenblad vinden (zww) wij genoeg. 

 Dag hoor, 
Sint & Piet 





 

Dag hoor, 
Sint & Piet 








maar wat gaan (hww) jullie nou krijgen (zww)? 

Dit opdrachtenblad vinden (zww) wij genoeg. 

 

Dag hoor, 
Sint & Piet 

Slide 11 - Tekstslide