ww spelling Entree 1

Waarom leestekens?
hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Waarom leestekens?
hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter

Slide 1 - Tekstslide

De punt .
Een punt zet je aan het eind van een zin.

Gebruik je bij afkortingen: etc. – enz. – P.J. Pietersen.

Niet alle afkortingen schrijf je met punten: CDA, NEC, EEG, VARA.

Slide 2 - Tekstslide

De komma , 

Komma’s gebruik je om een zin overzichtelijk te maken.


Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt.


Wanneer gebruik je een komma?

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer een komma?
In langere zinnen plaats je een komma voor de woorden waarmee een bijzin begint.
 
Voorbeeld:
Het schilderij, dat verplaatst moest worden, heeft de ‘operatie’ goed doorstaan.


Bij een opsomming gebruik je komma’s.

Voorbeeld:
Hij kocht andijvie, boerenkool, wortelen, aardappelen en een cd.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer een komma?
Een bijstelling zet je tussen komma’s.

Voorbeeld:
Janneke, het leukste meisje  van de klas, heeft nu ook de griep.


Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.


Voorbeeld:
Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer een komma?
Zet een komma  na een naam of uitroep aan het begin van de zin

Voorbeeld:
Marja, heb je mijn sokken gezien?
Hee, waar ga je heen?

Zet een komma na een citaat.

Voorbeeld: 
'Hebben we huiswerk voor morgen?', vroeg Dominique.


Slide 6 - Tekstslide

Welke zin is fout?
A
'Goedemorgen!' riep hij naar zijn buurvrouw.
B
Ik houd van pizza's, pannenkoeken en spruitjes
C
De treinen rijden niet, omdat er te veel sneeuw ligt.
D
Zodra ik zakgeld krijg, koop ik die trui.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Jan, wil je even luisteren.
B
Ik blijf binnen want het is erg koud buiten.
C
Marja heb jij, mijn sokken gezien?
D
Als het sneeuwt, wordt het wit op straat.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin zit een fout?
A
Fatima, een meisje van 18 jaar, is gisteren getrouwd.
B
"Piet, wil je even hier komen", vroeg Petra.
C
Ja, ik wil ook graag koffie!
D
Als het sneeuwt, vinden we het leuk om sneeuwballen te gooien.

Slide 9 - Quizvraag

De puntkomma ;
Een puntkomma geeft een scheiding aan binnen een zin. Je kunt hem vervangen door een punt.

Voorbeeld:
Van de zomer gaan we naar Zuid-Frankrijk; daar is het altijd lekker warm.

Slide 10 - Tekstslide

De dubbele punt :
Een dubbele punt staat voor een opsomming.

De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

Een dubbele punt staat voor een verklaring.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

Een dubbele punt staat voor een zin die iemand zegt (de directe rede).
Ik zei: ‘Ik wil deze zomer niet naar Athene.’

Slide 11 - Tekstslide