In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Formuleren hoofdstuk 1
Synoniemen en verwijswoorden
Slide 1 - Tekstslide
Programma van de les
Korte uitleg
Aantal quizvragen
Uitleg weektaak van deze week
Vooruitblik op de volgende les
Werken aan je weektaak van deze week
Begin volgende les: opdrachten inleveren via LessonUp
Slide 2 - Tekstslide
Lees de onderstaande tekst.
In Nederland krijgen deze week de eerste mensen het vaccin tegen corona. Het vaccin wordt al lang onderzocht, omdat het vaccin wel betrouwbaar moet zijn. De zorgmedewerkers krijgen het vaccin als eerste. Het vaccin is gratis en driekwart van de Nederlanders heeft aangegeven het vaccin wel te willen. Nederland is een van de laatste Europese landen die begint met het toedienen van het vaccin. Het vaccin is van de fabrikant Pfizer.
Slide 3 - Tekstslide
Welk woord werd in de tekst heel vaak herhaald?
Slide 4 - Open vraag
Hoe vaak werd het woord 'vaccin' genoemd in de tekst?
A
5 keer
B
7 keer
C
8 keer
D
10 keer
Slide 5 - Quizvraag
Uitleg
Een tekst wordt snel saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. De tekst leest dan niet prettig. Je kunt dit oplossen door variatie aan te brengen met behulp van synoniemen en verwijswoorden.
Slide 6 - Tekstslide
Waar of niet waar? Synoniemen zijn woorden die dezelfde betekenis hebben.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Waar of niet waar? Etage en verdieping zijn synoniemen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Waar of niet waar? Vaccin en medicijn zijn synoniemen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Vaccin en medicijn zijn geen synoniemen.
Een vaccin voorkomt dat je ziek wordt. Een medicijn kan je genezen als je al ziek bent.
Slide 10 - Tekstslide
Een synoniem van vaccineren is...
A
genezen
B
inenten
C
toedienen
D
prikken
Slide 11 - Quizvraag
Geef een synoniem van 'vriend' of 'vriendin'.
Slide 12 - Open vraag
Uitleg (2)
Naast synoniemen, kun je ook verwijswoorden gebruiken in een tekst om je tekst minder eentonig te maken. Voorbeelden van verwijswoorden zijn hij, haar, zijn, deze, die.
De coach vindt Huntelaar een sterke speler dus de coach heeft Huntelaar opgesteld. Of:
De coach vindt Huntelaar een sterke speler, dus hij heeft hem opgesteld.
Slide 13 - Tekstslide
Herschreven tekst
In Nederland worden deze week de eerste mensen ingeënt tegen corona. Het vaccin wordt al lang onderzocht, omdat het wel betrouwbaar moet zijn. De zorgmedewerkers krijgen de prik als eerste. Het vaccin is gratis en driekwart van de Nederlanders heeft aangegeven wel gevaccineerd te willen worden. Nederland is een van de laatste Europese landen die begint met inenten. Het vaccin is van de fabrikant Pfizer.
Slide 14 - Tekstslide
Weektaak
Doorlezen: theorie op blz. 32 (Formuleren hoofdstuk 1)
Maken: startopdracht en opdracht 1, 2 en 4 op blz. 32 en 33. Klaar? Bedenk vijf 'setjes' van synoniemen. Bijvoorbeeld: etage-verdieping.
Zorg dat je je opdrachten voorafgaand aan de volgende les (morgen) afhebt. Je moet ze dan inleveren aan het begin van de les (leg ik dan nog uit).
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.