Spelling H4

4.5 Spelling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.5 Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
- Je kunt het voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord van
geloven

Slide 3 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Wat is er met jou gebeurd?
Mijn busabonnement is verlopen.

Niet het enige werkwoord in de zin.
Andere werkwoord een vorm van hebben, zijn of worden.

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Eindigt bij zwakke werkwoorden op een -d of een -t;
- bij sterke werkwoorden op -en.

Als je twijfelt tussen een -d of een -t, kun je het woord langer maken, of gebruikmaken van de regels van 
't ex- kofschip.

Slide 5 - Tekstslide

Noteer het tegenwoordig deelwoord van gieren.

Slide 6 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord
Leerlingen kwamen gierend van het lachen de klas binnen.

- Behoort niet tot het gezegde;
-is nog bezig;
- hele werkwoord + d

Slide 7 - Tekstslide

(fluiten) je IQ verbeteren.
A
Fluitent
B
Fluitend

Slide 8 - Quizvraag

Volgens onderzoekers is (bevestigen) dat muziekonderwijs kinderen slimmer maakt.
A
bevestigt
B
bevestigd

Slide 9 - Quizvraag

144 kinderen werden (verdelen) in groepen met en zonder muziekles.
A
verdeelt
B
verdeeld

Slide 10 - Quizvraag

Van tevoren hadden alle kinderen een IQ-test (maken).
A
gemaakt
B
gemaakd

Slide 11 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Woordweb

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord:

De rode auto
De verbrede weg

Slide 13 - Tekstslide

VD/TD als bn
De weg is verbreed. (vd)
De verbrede weg. 

Lezend in een boek zit de man op de stoel. (td)
De lezende man.

Slide 14 - Tekstslide

VD/ TD als bn
- zegt iets over een zelfstandig naamwoord;
- hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde;
- schrijf je zo kort mogelijk. 

Het geredde kind.
De gehate man.

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Het verlate feest
B
Het verlaatte feest

Slide 16 - Quizvraag

Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Een lachent kind
B
Een lachend kind

Slide 17 - Quizvraag

Noteer het voltooide deelwoord als bn.
Haar (opsteken) haar, De (vergroten) ogen, Met (afmatten) stem.

Slide 18 - Open vraag

Maak nu 
Via de website van Talent
par. 4.5 opd 3 t/m 5

Klaar? Kom je terug!
De laatste 5 minuten gaan we samen de les afronden.

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoel
- Je kunt het voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruiken

Slide 20 - Tekstslide

Ik beheers het leerdoel
Je kunt het voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruiken
Wel
Niet

Slide 21 - Poll