2.4 Bij welke groep hoor je?

Jongeren
Bij welke groep hoor je?
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Jongeren
Bij welke groep hoor je?

Slide 1 - Tekstslide

Een klik hebben
Een klik ontstaat doordat je bepaalde kenmerken van jezelf herkent bij de ander. Dit noemen we ook wel identificatie.
Als je deze kenmerken bij meer mensen ziet ontstaat er groepsidentificatie. Je hebt namelijk dezelfde kenmerken of gewoonten.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (1)
De plaats waar je vandaan komt. Denk aan mensen die: 

  • in een dorp of juist een stad wonen (Amsterdammers / Rotterdammers). 
  • in een bepaalde provincie wonen (Friezen / Zeeuwen). 
  • afkomstig zijn uit een ander land (Surinamers / Turken).

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (2)
De religie waar je in gelooft. Bijvoorbeeld: 

  • Het katholicisme 
  • De islam 
  • Het jodendom 
  • Het protestantisme 
  • Het boeddhisme

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (3)
Wanneer mensen een gezamenlijk belang of probleem hebben. Bijvoorbeeld:

  • Scholieren
  • Treinreizigers
  • Werknemers
  • Automobilisten

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel? (4)
Wanneer mensen een gezamenlijke smaak of interesse hebben. Bijvoorbeeld : op het gebied van hobby, muziek of kleding. 

  • Gamers 
  • Sporters 
  • Kookclubs 
  • Skaters

Slide 10 - Tekstslide

Ontstaan jongerenculturen

  • Meer vrije tijd.
  • Meer welvaart.
  • Jongeren hadden zelf meer geld. 
  • Afzetten tegen ouders. 

Slide 11 - Tekstslide

Ontkerkelijking
Vanaf de jaren '60 vonden jongeren dat de kerk ouderwetse opvattingen had over seks en geloof. Zij gingen niet / minder naar de kerk = ontkerkelijking

Slide 12 - Tekstslide

Individualisering
Het individu (de persoon zelf) mocht voortaan bepalen wat goed voor hem/haar is, niet de groep waar deze persoon bij hoort = individualisering

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
 Aan de slag met paragraaf 2.4 


timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide