Een dier kan goed of minder goed aangepast zijn aan het milieu.
Dit wordt vooral bepaald door het genotype.
Een dier dat goed aan zijn milieu is aangepast, heeft een grote overlevingskans.
Van dit dier zullen waarschijnlijk veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. De eigenschappen die gunstig zijn om te overleven, worden doorgegeven aan de nakomelingen.