Hoofdstuk 6 Herhaling

Hoofdstuk 6: Herhaling
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6: Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 6: Herhaling
Voorbereiding voor de proefwerkweek H6

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Import is...
A
Een Nederlander op vakantie in Spanje
B
Een Duitser op vakantie in Nederland
C
Een Nederlander op vakantie in Nederland
D
Een Duitser op vakantie in Duitsland

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies uit import of export
export
import
De kaasfabriek verkoopt kaas aan een Duits bedrijf.
Een vakantieganger gaat naar Oostenrijk om te skiën
Albert Heijn koopt sperziebonen uit Egypte
Een Duitser huurt een hotelkamer in Egmond aan Zee

Slide 5 - Sleepvraag

3 goed = 2 punten
2 goed = 1 punt
1 goed = 0 punten
Invoerrechten 
BTW
Accijns
Consumptie afremmen
Geld ontvangen om de overheidsuitgaven te betalen
Import afremmen

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijf dat fietsen uit China importeert, betaalt een importheffing van 18%. Er is sprake van...
A
btw
B
exportsubsidie
C
invoerrechten
D
accijns

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg van protectionisme voor de import?
A
Import stijgt
B
Import daalt

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heeft Nederland meer import of meer export?
A
Meer import dan export
B
Meer export dan import

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1
2
3
4
De prijzen stijgen
De loonkosten stijgen
De export daalt en de import stijgt
De concurrentiepositie verslechtert

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de importquote
Importwaarde € 146,4 miljard
Exportwaarde € 290,5 miljard
Bruto Binnenlands Product 990,4 miljard
A
14,8%
B
50.4%
C
676.5%
D
29,3%

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welvaart is:
A
de mate waarin in behoeften kan worden voorzien
B
de situatie waarbij ondernemingen goederen maken die mensen willen hebben
C
als 'armoede de wereld uit is'
D
als iedereen een hoog inkomen heeft

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet wordt betaald.
B
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waarvoor niet hoeft te worden betaald.
C
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden en buiten plaatsvinden.
D
Gevolgen die bij de productie of consumptie plaatsvinden waar je niets aan kan doen.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het restaureren van een monumentaal gebouw treden ook positieve externe effecten op. Een voorbeeld van zo'n positief extern effect is...
A
meer werk voor de betrokken vaklieden
B
mooier uitzicht voor de omwonenden
C
het gebouw zal langer meegaan
D
lagere onderhoudskosten voor de gemeente

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Negatief extern effect
Negatief extern effect
Positief extern effect

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ander begrip voor de collectieve sector is...
A
Particuliere sector
B
Publieke sector
C
Marktsector

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie betaalt mee aan de collectieve sector?
A
Niet-belastingbetalers
B
Belastingbetalers

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Markt sector

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve sector
Particuliere sector

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Landelijke overheid
Provinciale overheid
Gemeentelijke overheid

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Accijns gaat naar
A
De gemeente
B
De provincie
C
Het rijk
D
Alledrie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wel accijns
geen accijns

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Accijns noem je een....
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Invoerrechten 
BTW
Accijns
Consumptie afremmen
Geld ontvangen om de overheidsuitgaven te betalen
Invoer afremmen

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte belasting...
Indirecte belastingen
- BTW
- Accijns

Directe belastingen
-Loon en inkomstenbelasting
-Vennootschapsbelasting





Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte belasting

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte belastingen heten zo omdat je ze:

A
Betaalt via overmaking aan de belastingdienst
B
Niet meteen hoeft te betalen
C
Rechtstreek aan de overheid betaalt
D
Via een winkelier/bedrijf aan de overheid betaalt

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN voorbeeld van een indirecte belasting
A
in de gasrekenig zit ook een bedrag voor energiebelasting
B
over een product in de winkel betaal je btw
C
over je inkomen betaal je inkomstenbelasting
D
op een camping betaal je toeristenbelasting

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Amir werkt op vrijdagavond en zaterdag bij de bioscoop
Vraag of aanbod van arbeid?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eriks vader, directeur van en bouwbedrijf heeft twee vacatures.
Vraag of aanbod van arbeid?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een krappe arbeidsmarkt heeft een tekort aan werknemers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Juist
Wat is een ruime arbeidsmarkt?
A
Het gaat goed met de economie
B
Er zijn weinig vacatures
C
Er zijn veel vacatures
D
Het gaat slecht met de economie

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier een krappe of ruime arbeidsmarkt?
A
Ruime arbeidsmarkt
B
Krappe arbeidsmarkt

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen de letters CAO?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Individueel
Collectief
een overeenkomst tussen werknemer en werkgever
staat dat de
 werknemer gedurende een aantal uren arbeid verricht in dienst van de  werkgever
cao
een reeks afspraken over de arbeidsvoorwaarden in een bedrijfstak
wordt afgesloten tussen
 organisaties van werkgevers aan de ene kant en organisaties van  werknemers (vakbonden) aan de andere kant

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire arbeidsvoorwaarden
Secundaire arbeidsvoorwaarden
Pensioen
Salaris
Vakantiedagen
Werktijden
Werkkleding
Sabbatical
Scholing
dertiende maand

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

CAO
Flexibele baan
wettelijk minimum
Arbowet
arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak
veilige en gezonde omstandigheden
minstens verdienen
alleen werken wanneer je nodig bent

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen bij elkaar (sleep van links naar rechts)
waarin werkgever en werknemer zonder reden de arbeidsovereenkomst kunnen beëindigen.
lager zijn dan het minimumloon of het minimumjeugdloon.
staan de rechten en plichten van jou en je baas.
de afspraken die gelden als je ergens werkt.
die geldt voor alle werknemers binnen dezelfde bedrijfstak.
op je rekening gestort krijgt.
Arbeidsvoorwaarden zijn
In je individuele arbeidsovereenkomst
Nettoloon is het geld dat je
Je loon mag niet
De proeftijd is de tijd
Een CAO is een arbeidsovereenkomst

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het bedrag aan aftrekposten.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het Belastbaar inkomen.

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het bedrag aan inkomensheffing n.a.v. het schijvenstelsel.

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het bedrag aan heffingskortingen.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het bedrag dat moet worden afgedragen aan de belasting.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Is de theorie weer voldoende opgefrist?
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Zo nee,

Bekijk de Lessonups van P1 t/m P4 nog een keertje. Bekijk ook de filmpjes voor de instructie.


Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo ja,

Ga verder met oefenen. Dit doe je d.m.v. de Testjezelfs.

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies