1. Eerst de zin vertalen --> welk lidwoord ga ik gebruiken?
2. Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk/mannelijk of meervoud?
3. Kies het juiste lidwoord
Il a ... casquette rouge.
1. Hij heeft ... rode pet --> een --> Hij heeft een rode pet.
2. Casquette is vrouwelijk
3. Het lidwoord dat ik gebruik is une --> Il a une casquette rouge.