4 havo /lit H1H2

4 havo - 29 oktober
  • Lezen
  • Even herhalen: H1 literatuur
  • literatuur H2 'fictie en werkelijkheid' 

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 havo - 29 oktober
  • Lezen
  • Even herhalen: H1 literatuur
  • literatuur H2 'fictie en werkelijkheid' 

Slide 1 - Tekstslide

Kunst?
Wanneer is iets kunst?
 tekst op blz. 131

Slide 2 - Tekstslide

Te koop: babyschoentjes, nooit gedragen

(Ernest Hemingway)

Slide 3 - Tekstslide

Marcel Duchamps

Slide 4 - Tekstslide

Literatuur is kunst
Het vraagt een 'andere manier' van lezen dan wanneer je een zakelijke tekst leest.

Slide 5 - Tekstslide

H2 fictie en werkelijkheid
fictie: verzinsel van een schrijver

non-fictie: gebaseerd op werkelijke feiten

Slide 6 - Tekstslide

Een roman is fictie, maar kan wel werkelijke feiten bevatten.
Bijna alle literatuur komt uit de werkelijkheid voort, daarom is het soms lastig een grens te trekken tussen fictie en non-fictie.
Denk aan een roman die bijvoorbeeld speelt in de Tweede Wereldoorlog.

Slide 7 - Tekstslide

4 havo - 1 november
huiswerk nakijken: opdracht 1 t/m 3 blz. 136-137

Slide 8 - Tekstslide

artikel
Schrijf een reactie van ongeveer 150 woorden.
Verwerk er onder anderen de volgende vragen in:
1: Heb jij het idee dat je leerachterstanden hebt opgelopen? Zo ja, welke? Zo nee, welk effect heeft de lockdown op jouw schoolresultaten en welbevinden gehad?

Slide 9 - Tekstslide

1 De grens tussen fictie en non-fictie is moeilijk te trekken omdat alle literatuur een relatie heeft metde werkelijkheid, anders zouden we er niets van begrijpen.

2 Als schrijvers bezig zijn een boek te schrijven, doen ze met hun geest en andere bronnen onderzoek naar hoe hun fictieve personages zich zullen gedragen in allerlei fictieve situaties, en wat ze daarbij zullen denken en voelen. De schrijver zal proberen zo goed mogelijk het echte leven te benaderen, want anders is het niet geloofwaardig voor de lezer. 

Slide 10 - Tekstslide

3 a Iemand die aanzet tot racisme kan voor de rechter worden gesleept omdat die de wet overtreedt (artikel 1 van de Nederlandse grondwet).

b Een romanschrijver kan niet persoonlijk verantwoordelijk worden gesteld voor de wettelijke
overtredingen van een fictief romanpersonage.

c Schrijvers krijgen deze bescherming omdat anders iedereen die zich aangesproken voelt door wat een personage zegt of doet, de schrijver kan aanklagen. Hierdoor zou het voor een schrijver praktisch onmogelijk worden om nog een verhaal te publiceren. (Ditzelfde geldt voor andere vormen van fictie, zoals film, toneel en strips.) 

Slide 11 - Tekstslide

4 a Bijvoorbeeld: Ja, ik vind persoonlijke nummers altijd mooier. Dan kan ik me beter inbeelden hoe de zanger(es) zich echt gevoeld heeft.
Of: Nee, dat maakt voor mij niet uit. Bij mij voegt een nummer vooral iets toe als het betrekking zou kunnen hebben op mijn eigen leven.

b Bijvoorbeeld: Ja, als ik weet dat de schrijver het zelf heeft meegemaakt, word ik meer meegezogen in het verhaal en kan ik me beter inleven.
Of: Nee, zolang de schrijver dit levendig kan verwoorden, maakt dat voor mij geen verschil.

c Bijvoorbeeld: Ja, als ik fan ben van iemand wil ik graag zoveel mogelijk over die persoon weten,
bijvoorbeeld over zijn of haar persoonlijke leven. 

Slide 12 - Tekstslide

5 De overeenkomst tussen een autobiografie en autofictie is dat de schrijver zelf de hoofdpersoon is. Het verschil is dat een autobiografie berust op de werkelijkheid (controleerbaar) en autofictie gedeeltelijk door de schrijver is verzonnen. 

Slide 13 - Tekstslide

6 a Dit verhaal beschrijft de achtergronden van een asielzoeker. Hier gaat het om een zeer behulpzame en plichtsgetrouwe arts die uit zijn land moet vluchten omdat hij mensen van een bepaald ras helpt terwijl dat van de overheid niet mag. Hij komt terecht in een Nederlands asielzoekerscentrum en bezorgt heel plichtsgetrouw kranten.
b Deze breuk is te vinden in regel 30.
c Het zorgt voor een schok, de lezer ziet deze verandering niet aankomen en gaat zich bijvoorbeeld afvragen wat het verhaal is van zijn eigen krantenbezorger of van andere asielzoekers.
 . 

Slide 14 - Tekstslide

6d Bijvoorbeeld: Ja, want ze heeft de werkelijkheid aangevuld met haar eigen verbeelding, en ze heeft de verhalen van andere asielzoekers achterwege gelaten.
Of: Nee, want juist door het verhaal van één asielzoeker te vertellen op zo’n verhalende manier, krijg je als lezer écht een gevoel bij de werkelijkheid van dokter D. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide