Havo/Vwo 3 Adjektive (Bijvoegelijke naamwoorden)

Woche 19 - Adjektive
Liebe Schüler/-innen, heute lernt ihr bei diesem LessonUp was Adjektive sind und wie man diese gebraucht. Hier gibt es auch kleine Übungen und Videos, die das Thema deutlicher machen.
Wenn du Fragen hast, stelle sie bei Skype!
Achtung: 
Maak aantekeningen van de dia's, op deze manier houd je de stof voor jezelf bij. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Woche 19 - Adjektive
Liebe Schüler/-innen, heute lernt ihr bei diesem LessonUp was Adjektive sind und wie man diese gebraucht. Hier gibt es auch kleine Übungen und Videos, die das Thema deutlicher machen.
Wenn du Fragen hast, stelle sie bei Skype!
Achtung: 
Maak aantekeningen van de dia's, op deze manier houd je de stof voor jezelf bij. 

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel
1. Du weißt was ein Adjektiv ist.
2. Du verstehst das Prinzip vom Schlüsselschema (sleutelschema).
3. Du kannst mit Hilfe von dem Schema (von der der-Gruppe & der ein-Gruppe) die richtigen Endungen von Adjektiven finden.

Slide 2 - Tekstslide

Am Ende der Stunde hast du...
...die Videos und Erklärungen angeguckt und verstanden.

...dir Notizen (aantekeningen) über Adjektive aufgeschrieben.

...alle online Übungen und die Aufgaben bei TrabiTour gemacht.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg nieuwe lesstof
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                Der (Artikel) schöne (Adjektiv) Bär (Subjekt).

Slide 4 - Tekstslide

Das Adjektiv (bijvoeglijk voornaamwoord)

Slide 5 - Tekstslide

Was ist ein Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
 zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 
betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Adjektive in der 'Der-Gruppe'

Slide 8 - Tekstslide

Adjektive in der 'Ein-Gruppe'

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 10 - Quizvraag

In welke naamval(en) komt deze meestvoorkomende uitgang -en ALTIJD voor ?
A
1e en 2e naamval
B
2e en 3e naamval
C
3e en 4e naamval
D
1e en 4e naamval

Slide 11 - Quizvraag

Waar komt de uitgang -en in beide gevallen NIET voor ?
A
mannelijk 1e vrouwelijk 1e
B
vrouwelijk 1e mannelijk 4e
C
onzijdig 1e mannelijk 4e
D
meervoud 1e onzijdig 4e

Slide 12 - Quizvraag

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 13 - Quizvraag

Er trägt einen blau... Pulli (m).
A
e
B
er
C
en
D
em

Slide 14 - Quizvraag

Ich habe keine braun... Schuhe (Pl.).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 15 - Quizvraag

Ich habe keine braun... Schuhe (Pl.).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 16 - Quizvraag

Mit dem rot... T-Shirt (s) siehst du hübsch aus!
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 17 - Quizvraag

Mit dem rot... T-Shirt (s) siehst du hübsch aus!
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link

Noteer alle uitgangen van het Adjektiv voor m/v/o/mv als een woord uit de DER-groep vooraf gaat....

Slide 20 - Open vraag

Noteer alle uitgangen van het Adjektiv
voor m/v/o/mv als een woord uit de EIN-groep vooraf gaat..

Slide 21 - Open vraag

Noch 2 Übungen
Hiernach siehst du noch 2 Links mit online Übungen.
Auf dem letzten Dia kommen die Aufgaben von TrabiTour.
---
Wenn du alle Übungen und Aufgaben gemacht hast,
bist du fertig für heute!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Video

Huiswerk
Kapitel 12
1) Ga naar magister 
2) Open het online TrabiTour boek D
3) Klik nu op opdrachten 
4) wijzig het hoofdstuk op de linke bovenkant naar hoofdstuk 3
5) Doe opdrachten 4.3 Der-Gruppe en 10.4 Ein-Gruppe


Slide 26 - Tekstslide