Argumenteren: drogredenen en bouwplan oefenbetoog

                      Welkom!
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

                      Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 2 - Tekstslide

Leeslijst inleveren!
Roef
Thies
Linda (aangepast)
Nino
Gabor (aangepast)
Tessa

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Argumenten (Je herhaalt de begrippen. + Je leert welke taal je gebruikt je bij argumenteren.)
Drogredenen (Je kunt vertellen wat een drogreden is en de overhaaste generalisatie uitleggen.)
Voorbereiden oefenbetoog
Bouwplan oefenbetoog
Werken aan het mondeling betoog (SE1)

Slide 4 - Tekstslide

Mening, standpunt

Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.



Soms herken je een standpunt aan onderstaande woorden, maar vaak moet je het als lezer maar uitzoeken.

Ik vind dat ... 
Volgens mij ... 
Dus ... 
Je zou ... moeten doen 
Ik denk ... 
Kortom ... 
Daarom ...

Slide 5 - Tekstslide

Argumenten

Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.



Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden:
omdat
doordat
want

Slide 6 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
Om iemands mening aan te vallen, kun je (op een nette manier) twee dingen doen:

1. Je valt het standpunt aan. Je gebruikt dan tegenargumenten. Dit zijn argumenten tegen het standpunt.

Ik vind Cambuur de mooiste club van Nederland (standpunt), want zij hebben veel sfeer in het stadion.

Slide 7 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
Om iemands mening aan te vallen, kun je (op een nette manier) twee dingen doen:
1. Je valt het standpunt aan. Je gebruikt dan tegenargumenten
2. Je valt het argument van de ander aan. Je gebruikt dan een weerlegging. Dit is vooral nuttig bij een waarderend argument.

Je zegt wel dat Cambuur meer sfeer op de tribune heeft (arg), maar als je op Nieuw Noord staat, is er een orkaan van geluid. (weerlegg.)

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (onderschikkend argument). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 9 - Tekstslide

Standpunt of argument?

De conclusie is daarom...
A
Standpunt
B
Argument

Slide 10 - Quizvraag

Standpunt of argument?

Aangezien...
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Standpunt of argument?

Het is duidelijk dat...
A
Standpunt
B
Argument

Slide 12 - Quizvraag

Standpunt of argument?

Ik ben van mening dat...
A
Standpunt
B
Argument

Slide 13 - Quizvraag

Standpunt of argument?

Immers...
A
Standpunt
B
Argument

Slide 14 - Quizvraag

Drogredenen zijn fouten in argumentatie.

Onjuiste argumentatie

Je moet dit dus voorkomen!

Blz. 47+48 van je reader staan de drogredenen op een rijtje.

Filmpje overhaaste generalisatie:

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video


- Betoog:
Objectieve en subjectieve argumentatie
Valide of niet valide argumenten
Drogredenen
Weerlegging
                                   TIP: doorredeneren!

De voornaamste reden dat de sportschool open moet blijven in de lockdown is voor de gezondheid van de mensen. Veel mensen zitten minder lekker in hun vel door de lockdown, daardoor gaan zij vaker ongezond eten en/of minder bewegen, hierdoor is de kans groter dat er overgewicht ontstaat.

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel betogen?!?!?!?
SE1: mondeling betoog

Oefenbetoog
Gemaakt hebben=onderdeel van de beoordeling SE1

 Voorbereiding op: SE3: schriftelijk betoog


Slide 18 - Tekstslide

Blz. 59 van je reader

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding

Slide 20 - Tekstslide

Bronvermelding in de tekst

Slide 21 - Tekstslide

Bronvermelding in de tekst

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat ga je nu nu doen?
Bouwplan oefenbetoog: blz. 63 van je reader
Heb je alle informatie om het bouwplan in te vullen?
Checklist betoog: blz. 65

JA: vul het bouwplan alvast in
NEE: ga op zoek naar de informatie die je nog mist
Denk aan het markeren van de argumenten (weerlegging)!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Terugblik op de les
Argumenten (Je herhaalt de begrippen. + Je leert welke taal je gebruikt je bij argumenteren.)
Drogredenen (Je kunt vertellen wat een drogreden is en de overhaaste generalisatie uitleggen.)
Voorbereiden oefenbetoog
Bouwplan oefenbetoog
Werken aan het mondeling betoog (SE1)

Slide 31 - Tekstslide

Argumenteren op dinsdag
Beroepshavo
Nederlands


Slide 32 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 33 - Tekstslide

Logisch toch?

Slide 34 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Logisch redeneren (Wat is dat? Hoe doe je dat?)
Drogredenen (Wat zijn dat? Welke drogredenen zijn er? Kan je ze herkennen in een tekst?)
Bouwplan oefenbetoog maken (voorbereiding voor donderdag)

Slide 35 - Tekstslide

syllogisme 1
  • Stelling 1: Geen van de acteurs is een slaapwandelaar. 
  • Stelling 2: Alle Spanjaarden zijn slaapwandelaars.

  • De conclusie is: Sommige acteurs zijn Spanjaarden.
  • Is deze conclusie juist of onjuist?
  • Onjuist


Slide 36 - Tekstslide

syllogisme 2
  • Stelling 1: Alle postzegelverzamelaars zijn chemici. 
  • Stelling 2: Sommige postzegelverzamelaars zijn Braziliaans.
  • De conclusie is: Geen van de chemici is een Braziliaan.
  • Is deze conclusie juist of onjuist?
  • Onjuist



Slide 37 - Tekstslide

Argumentatie
Standpunt met een argument=> redenering

De aannemelijkheid van de redenering bepaal je door na te gaan of de redenering logisch is.

Logisch redeneren dus! Dat hebben we zojuist gedaan.

Slide 38 - Tekstslide

Bronnen: objectief of subjectief?
Argumenten: wat is het verschil?
  • Is de schrijver betrouwbaar?
  • Is de bron van de tekst betrouwbaar?
  • Is duidelijk waar de info uit de tekst vandaan komt?

  • Niet controleerbaar? Meningen? Gebaseerd op algemene normen en waarden? 

Slide 39 - Tekstslide

Wees duidelijk!
Beargumenteer op een manier die voor iedereen te volgen is. 

Redeneer helemaal door en ga dus  nergens vanuit.

Ik ben voor deze stelling omdat sociale media thuishoort in de maatschappij, omdat het door iedereen gebruikt mag en kan worden. 

Slide 40 - Tekstslide

Signaalwoorden

Gebruik signaalwoorden! 
Weet welke signaalwoorden gebruikt kunnen worden bij het argumenteren.

Slide 41 - Tekstslide

Ik wil niet naar school, want daar vind ik het veel te druk. Wat voor soort argument wordt hiervoor gebruikt?
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 42 - Quizvraag

Ik ga niet naar school, omdat ik nog niet in een examenklas zit. Wat voor soort argument is hier gebruikt?
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 43 - Quizvraag

Pieter vindt dat je geen pizza's moet eten. Ze zijn veel te zout. Daarnaast zijn ze vaak veel te duur.
A
dit is een enkelvoudige argumentatie
B
dit is een onderschikkende argumentatie
C
dit is een nevenschikkende argumentatie

Slide 44 - Quizvraag

Marieke is van mening dat je iedere dag een sinaasappel moet eten, want dat verhoogt je weerstand. Je krijgt daarmee immers genoeg vitamine C binnen.
A
dit is een enkelvoudige argumentatie
B
dit is een nevenschikkende argumentatie
C
dit is een onderschikkende argumentatie

Slide 45 - Quizvraag

Iedere dag een half uurtje naar buiten is gezond!
Als je iedere dag een half uurtje naar buiten gaat, dan functioneert je brein veel beter. Ook word je daar veel vrolijker van. Nu zeggen sommige mensen wel dat ze geen tijd hebben om iedere dag naar buiten te gaan, maar dan moet je je planning echt aanpassen. Een half uurtje is echt heel weinig en je wint er veel mee!

Slide 46 - Tekstslide

Op de vorige dia zag je dat degene die aan het argumenteren was, even 'in het hoofd' van de tegenstander kroop. Wat doe je in zo'n geval?
A
Je gebruikt extra onderschikkende argumenten.
B
Je gebruikt meer nevenschikkende argumenten.
C
Je weerlegt de argumenten die de tegenstander heeft.
D
Je bent het ineens eens met de tegenstander.

Slide 47 - Quizvraag

Wat vind jij?
Je gaat zo een trailer bekijken van de film 'Michiel de Ruyter'. Vorm een mening over de film op basis van deze trailer en bedenk argumenten daarvoor.

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Geef je mening over de film van Michiel de Ruyter, ondersteund met twee argumenten. Probeer hier een nevenschikkende argumentatie van te maken.

Slide 50 - Open vraag

Kun je ook een onderschikkende argumentatie vormen, als je aan 'Michiel de Ruyter denkt?

Slide 51 - Open vraag

Drogredenen
Welke zijn er? Zie blz. 47 & 48 van je reader.
Overhaaste generalisatie gisteren behandeld. Wat is dat?

Filmpje met uitleg:

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Video

Aan de slag!
Maak oefening 12: 1-2-3-4, blz. 49 e.v. van je reader.

Klaar? Bouwplan van je oefenbetoog afronden. Het bouwplan mag je donderdag meenemen naar het oefenbetoog.

Bouwplan af? Ga verder met het voorbereiden van je mondeling betoog (SE1).
timer
10:00

Slide 54 - Tekstslide

Terugblik
Drogredenen 
Wat zijn dat? Welke drogredenen zijn er? 

Hoe ver ben je met de voorbereiding van je oefenbetoog?

Hoe ver ben je met de voorbereiding van je mondeling betoog?

Slide 55 - Tekstslide