Kapitel 3 zinsontleding

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Tekstslide

der Unterrichtsplan


-  Rückblick Kapitel 3 "Wien"

- Lektion 1: Aufg. 1 bis einschl. 5 und 7 kontrollieren. 

- Erklärung Satzgliederung ( =zinontleding) 

- Lektion 1:

Grammatik A – Zinsontleding Aufg.  8, 9, 10 machen

- Evaluation




















Slide 2 - Tekstslide

Wien

Slide 3 - Tekstslide

die Lernziel(e):


- Du kannst einen Satz gliedern. ( =Je kunt een zin ontleden) 

- Du kannst in einem Satz den ersten und vierten Fall bestimmen. 







Slide 4 - Tekstslide

Hausaufgaben:  1 bis einschl. 7  kontrollieren  







timer
6:00

Slide 5 - Tekstslide

Ontleden

Slide 6 - Woordweb

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
In het Duits: 
  • Wie/wat + gezegde = het onderwerp (1e naamval)
  • Wat + gezegde + onderwerp = het lijdend voorwerp (4e naamval)
  • Aan/voor wie + gezegde + onderwerp = het meewerkend voorwerp (3e naamval)
  • Het Duits heeft ook een 2e naamval. Die geeft een bezitsrelatie aan. Dit leer je in de bovenbouw.

Slide 7 - Tekstslide

Kapitel 3: zinsontleding (Gr. A)
Het kind geeft de lieve vrouw een bos bloemen.
  1. geeft = gezegde
  2. Wie/wat geeft? - het kind = het onderwerp
  3. Wat/wie geeft het kind? - een bos bloemen = het lijdend voorwerp
  4. Aan wie geeft het kind een bos bloemen? - de lieve vrouw = het meewerkend voorwerp
In het Duits staat ieder zinsdeel in een naamval. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het onderwerp (ow) in de onderstaande zin?
Das kind backt dem Vater eine Torte.

Slide 9 - Open vraag

In welke naamval staat " das Kind" als het onderwerp in de zin is?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de onderstaande zin?
Das kind backt dem Vater eine Torte.

Slide 11 - Open vraag

In welke naamval staat " eine Torte" als het lijdend voorwerp in de zin is?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in de onderstaande zin?
Das kind backt dem Vater eine Torte.

Slide 13 - Open vraag

In welke naamval staat " dem Vater" als het meewerkend voorwerp in de zin is?

Slide 14 - Open vraag

Macht jetzt selbstständig:  Aufg. 8 bis einschl. 10  







timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Kapitel 3 zinsontleding

Slide 16 - Tekstslide

Hausaufgaben: Kapitel 3 Lektion 1 Aufg. 8 bis einschl. 10 machen
+ Lernbox Lektion 1 (S. 140)
Grammatik A lernen.

Slide 17 - Tekstslide