In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat doen we vandaag?
Vragen Grammatica?
Bespreken opdr. 25 en 26
Nieuwe grammatica
Vervolg Kronos
Slide 1 - Tekstslide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open vraag
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 3 - Tekstslide
KRONOS
Taalboek blz. 28
Hulpboek blz. 22, opdr. 25, 26.
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 25
a Kyklopen, Titanen, Honderdarmers.
b De moeder houdt ook van haar niet volmaakte kinderen, mist hen en kan het niet verdragen dat zij opgesloten zijn. De vader is wreed en sluit de niet volmaakte kinderen op.
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 26
a Titanen
b Kronos had niet goed voor zijn kinderen gezorgd, was geen goede vader. Nu zijn geslachtsdelen worden afgehakt kan hij geen nieuwe kinderen meer verwekken.
c Ouranos is een god en dus onsterfelijk, kan dus niet gedood worden.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 27
a zandloper ( op de grond in het midden)
b sikkel in zijn rechterhand
c De bloemen, planten, fruit en gewassen die afgebeeld zijn in de randen aan beide kanten van de god geven aan dat het vruchtbaar en goed was op aarde.
d Dat het Gouden Tijdperk voor de stad Amsterdam was aangebroken.
Slide 7 - Tekstslide
Hulpboek blz. 90.
Slide 8 - Tekstslide
Persoonsvorm en infinitivus
Doel ▶︎
Je leert hoe je de persoonsvorm en de infinitivus herkent en vertaalt.
Slide 9 - Tekstslide
Persoonsvorm
geeft aan wat er gebeurt in een zin
Ὁ ἵππος τρέχει.
Οἱ ἵπποι τρέχουσιν.
Slide 10 - Tekstslide
Vertaling van een persoonsvorm
Χαίρει ἡ θεά.
De godin is blij.
Χαίρει.
Zij is blij.
Hij is blij.
(Het is blij.)
Slide 11 - Tekstslide
Vertaling van een persoonsvorm
Οἰ ἄνθρωποι χαίρουσιν.
De mensen zijn blij.
Χαίρουσιν.
Ze zijn blij.
Slide 12 - Tekstslide
Infinitivus
het hele werkwoord
Ὁ ἱππος τρέχειν ἄρχει.
Het paard begint te draven.
Slide 13 - Tekstslide
In de woordenlijst
werkwoordsvorm op –ω
φέρω – dragen, brengen
Slide 14 - Tekstslide
Overzicht
woordenlijst φέρω dragen, brengen
persoonsvorm ev. φέρει (hij/zij/het) draagt, (hij/zij/het) brengt