Herhaling P3 2022

Herhaling P3
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Herhaling P3

Slide 1 - Tekstslide

Welke functies worden geregeld door het autonome zenuwstelsel?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Neurotransmitters 
-zijn boodschapperstoffen van de zenuwcellen;
-binden zich aan de orgaanreceptoren of spieren;
-komen vrij op de plaats waar 2 zenuwen elkaar treffen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het effect van bétablokkers?

Slide 8 - Woordweb

Effect bétablokkers
  • Ze remmen de werking van de bétareceptoren van de sympatische zenuwstelsel.
  • Hartslag wordt vertraagd.
  • Bloeddruk daalt.

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de 3 belangrijke receptoren van het sympatisch zenuwstelsel?

Slide 10 - Open vraag

Betablokkers- werkingsmechanisme
  • selectief (remmen béta-1- receptoren)
  • niet-selectief (remmen zowel béta-1 als béta-2 receptoren)

Slide 11 - Tekstslide

Receptoren
  • Alfa receptor: ze zitten in bloedvaten (oa. de huid) - bij prikkeling gaan ze de bloedvaatjes sterk vernauwen.
  • Béta-1-receptoren: zitten voornamelijk in het hartspierweefsel - bij prikkeling versnelt de hartfrequentie en neemt de hartminuutvolume toe.
  • Béta-2-receptoren: zitten in het gladde spierweefsel van de bronchiën, maagdarmkanaal en bloedvaten- prikkeling geeft oa. verwijding van de bronchiolen, vaatverwijding in spierweefsel en stimuleert het vrijkomen van glycogeen. Effect op hart en luchtwegen.

Slide 12 - Tekstslide

Agonist vs antagonist
Agonist: stoffen die binden aan een receptor en het effect van de lichaamseigen stof stimuleren/ nabootsen. (-mimeticum)
Antagonist: stoffen die binden aan een receptor en de werking van de receptor remmen/ blokkeren. (-lyticum)

Slide 13 - Tekstslide

Astma

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een veelvoorkomende oorzaak van astma?

Slide 15 - Woordweb

Astma
Een luchtwegaandoening/benauwdheid ten gevolge van een verhoogde gevoeligheid voor allerlei prikkels van buitenaf en allergie.
 Er ontstaat een ontstekingsproces dat onder andere leidt tot samentrekken van de spieren van de luchtwegen (bronchospasme), zwelling van de slijmcellen en slijmophoping. Het gevolg is een luchtwegvernauwing. De klachten worden vertaald als: hoesten, piepen, ‘vol zitten’ en kortademigheid.
Bij astma zijn er ook perioden dat de patiënt het niet benauwd heeft.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn de prikkels van buitenaf?

Slide 17 - Woordweb

Wat zijn de prikkels van buitenaf?
  • mist, 
  • kou, 
  • rook, 
  • inspanning of
  • een virusinfectie

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een allergische reactie?
Het is een niet-normale reactie van het lichaam in de afweer van een lichaamsvreemde stof (huisstof, huisstofmijt, pollen, huidschilfers, schimmels, houtsoorten, meelsoorten, en soms medicamenten of voedingsbestanddelen zoals koemelk en kippeneiwit).

Slide 19 - Tekstslide

Geneesmiddelen bij astma
  • Bij lichte klachten: een luchtwegverwijdende (bronchusverwijdende) stof behorende tot de groep van sympathicomimetica. 
  • Als de klachten vaker optreden: direct een onderhoudsbehandeling met ontstekingsremmende (antiallergische) middelen (de corticosteroïden via inhalatie). Dit worden ook wel luchtwegbeschermers genoemd.

Slide 20 - Tekstslide

COPD

Slide 21 - Tekstslide

Wat is COPD?

Slide 22 - Woordweb

De oorzaak van COPD is....
beschadiging van de cellen die het longslijmvlies bedekken.

Slide 23 - Tekstslide

COPD
 COPD (chronic obstructive pulmonary disease) is een luchtwegvernauwing die veroorzaakt wordt door het binnendringen van ontstekingscellen (infecties), zwelling van de slijmvliezen, overmatige slijmafscheiding en/of samentrekking van de gladde spieren van het longweefsel. 

Slide 24 - Tekstslide

Kenmerken van COPD
  • voortdurende luchtwegvernauwingen en 
  • een (in de tijd toenemende) verslechtering van de longfunctie.

Slide 25 - Tekstslide

Geneesmiddelen bij COPD
  • Langwerkende luchtwegverwijdende stoffen (een bronchusverwijdende stof, behorende tot de sympathicomimetica). 
  • De ontstekingsremmende middelen (corticosteroïden) spelen bij deze aandoening een ondergeschikte rol. Alleen bij ernstige COPD is behandeling met een corticosteroïd aangewezen.

Slide 26 - Tekstslide

Verschillen en overeenkomsten
De verschijnselen van astma en COPD zijn vaak gelijk: benauwdheid, hoesten en/of het opgeven van slijm en kortademigheid. 
De oorzaak van de ontstekingsreactie is verschillend. Bij astma is sprake van overgevoeligheid of allergie, bij COPD van infecties door beschadigd longslijmvlies (chronische bronchitis). 
De gevolgen op langere termijn zijn ook verschillend: bij astma treedt bijna altijd een volledig herstel op, bij COPD is dat lang niet altijd het geval. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat kan een roker met COPD het beste doen bij terugkerende hoestklachten?

Slide 28 - Open vraag

Welke vragen stel je bij iemand met vastzittende hoest?
Waarom stel je die vraag?

Slide 29 - Open vraag

Wanneer geef je een hoestprikkeldempend geneesmiddel en wanneer niet?

Slide 30 - Open vraag

Wat is een bekende bijwerking van ACE-remmers?

Slide 31 - Woordweb

Welke vragen moet je stellen bij hoest als ACE-remmers worden gebruikt?

Slide 32 - Open vraag

Welke vragen stel je aan de balie bij hoest?

Slide 33 - Open vraag

Vragen
Hebben jullie nog vragen?
Wat neem je mee van deze les?

Slide 34 - Tekstslide