Taal 8 juni


In een bedrijvende zin is het onderwerp actief.
Ibrahim kopt de bal.       Ibrahim kopte de bal. 

Het onderwerp voert de handeling van het gezegde uit. 
Ibrahim kopt de bal.       Ibrahim kopte de bal.

In een lijdende zin is dit niet zo. 
De bal wordt gekopt door Ibrahim. 
Persoonsvorm wordt voltooid deelwoord. 
Hww "worden" komt erbij
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 23 min

Onderdelen in deze les


In een bedrijvende zin is het onderwerp actief.
Ibrahim kopt de bal.       Ibrahim kopte de bal. 

Het onderwerp voert de handeling van het gezegde uit. 
Ibrahim kopt de bal.       Ibrahim kopte de bal.

In een lijdende zin is dit niet zo. 
De bal wordt gekopt door Ibrahim. 
Persoonsvorm wordt voltooid deelwoord. 
Hww "worden" komt erbij

Slide 1 - Tekstslide

bedrijvende en lijdende zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Haar zus ontving elke week een tijdschrift.

Slide 3 - Tekstslide

Een tijdschrift werd elke week door haar zus ontvangen. 
Haar zus ontving elke week een tijdschrift.

Slide 4 - Tekstslide

Verander de bedrijvende zin in een lijdende zin.
De man geeft een boek.
A
Een boek wordt door de man gegeven.
B
Een boek werd door de man geven.
C
Een boek was door de man geven.
D
Een boek is door de man gegeven.

Slide 5 - Quizvraag

Verander de bedrijvende zin in een lijdende zin.

De leerkracht geeft les.
A
De les was door de leerkracht gegeven.
B
De les wordt door de leerkracht gegeven.
C
De les is door de leerkracht gegeven.
D
De les zal door de leerkracht gegeven worden.

Slide 6 - Quizvraag

Verander de bedrijvende zin in een lijdende zin.

David zoekt goud.

Slide 7 - Open vraag

Verander de bedrijvende zin in een lijdende zin.
David gebruikt een zware staaf.

Slide 8 - Open vraag

Verander de bedrijvende zin in een lijdende zin.

Een man roept David.

Slide 9 - Open vraag

Verander de bedrijvende zin in een lijdende zin.

De leerkracht schetst een betere toekomst.

Slide 10 - Open vraag

To do:
To do:

Taal opdracht 2 en 3.

Spelling opdracht 2 en 3.

Klaar: 
Weektaak

Slide 11 - Tekstslide