In deze les zitten 58 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
voortplanting mens (H18)
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
planning
Voortplantingsorganen man en vrouw
menstruatiecyclus
voorbehoedsmiddelen
van bevruchting tot geboorte
Slide 4 - Tekstslide
Voortplanting bij de mens
Je kunt pas kinderen krijgen als je lichaam (bijna) is volgroeid.
Bij de geboorte zie je de primaire geslachtskenmerken bij het kind.
In de puberteit ontstaan meer verschillen, dan krijgen jongens en meisjes hun secundaire geslachtskenmerken.
Slide 5 - Tekstslide
Primaire geslachtskenmerken
Primaire geslachtskenmerken
De geslachtskenmerken die al bij
de geboorte aanwezig zijn
Man:
Penis
Balzak
Teelballen
Vrouw:
Vulva
Slide 6 - Tekstslide
Voortplanting
Primaire geslachtskenmerken:
Vrouw
Man
Eierstokken
Eileiders
Baarmoeder
Vagina
Vulva
Penis
Zaadballen
Bijballen
Zaadleiders
Prostaat
Slide 7 - Tekstslide
Secundaire geslachtskenmerken
In de puberteit ontstaan de secundaire geslachtskenmerken.
Secundaire geslachtskenmerken ontstaan onder invloed van hormonen.
Slide 8 - Tekstslide
Primaire --> secundaire geslachtskenmerken
Primaire --> secundaire geslachtskenmerken
Slide 9 - Tekstslide
Secundaire geslachts-
kenmerken
Secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich in de puberteit.
Slide 10 - Tekstslide
puberteit
Vanaf de puberteit maakt je lichaam voortplantingscellen: de eicellen (vrouw) of spermacellen (man).
Eigenlijk heeft de vrouw bij de geboorte al alle eicellen, maar deze rijpen pas vanaf de puberteit; iedere maand ééntje en soms meer.
Slide 11 - Tekstslide
Kenmerken van een zaadcel en eicel
Zaadcel
Eicel
Klein
Groot
Kan bewegen
Niet bewegen
Bevat reservevoedsel (3 dagen)
Geen reservevoedsel (24 uur)
Slide 12 - Tekstslide
Mannelijke voortplantingsorgaan
Slide 13 - Tekstslide
Mannelijke voortplantingsorgaan
Slide 14 - Tekstslide
mannelijke voortplantingsorganen
De teelballen maken vanaf de puberteit voortdurend zaadcellen en mannelijke geslachtshormonen.
Een man heeft twee teelballen. Zaadcellen worden bewaard in de bijballen. De twee teelballen en de twee bijballen liggen in de balzak.
De zaadleiders vervoeren zaadcellen naar de penis. Zaadblaasjes maken zaadvocht met voedingsstoffen voor de zaadcellen. Ook de prostaat maakt zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen samen heten sperma.
Slide 15 - Tekstslide
Zaadlozing
Bij een zaadlozing sluit de prostaat de urinebuis af. De urinebuis vervoert dus geen urine tijdens een zaadlozing.
De penis bevat zwellichamen. De eikel wordt bedekt door de voorhuid. De eikel bevat tastzintuigen, waardoor de penis gevoelig is voor aanraking. Het zorgt voor een seksuele prikkeling.
Bij seksuele opwinding vullen de zwellichamen zich met bloed. De penis wordt stijf en komt in erectie.
Slide 16 - Tekstslide
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 17 - Tekstslide
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 18 - Tekstslide
Vrouwelijk voortplantingsorgaan
Slide 19 - Tekstslide
vrouwelijke voortplantingsorganen
De eierstokken rijpen de eicellen en maken vrouwelijke geslachts- hormonen. Bij de geboorte zijn er ca. 300.000 onrijpe eicellen aanwezig.
Een vrouw heeft twee eierstokken. Elke maand rijpt in één van de eierstokken één eicel (uitzondering bijvoorbeeld twee-eiige tweeling/ meerling).
Als een rijpe eicel de eierstok verlaat (eisprong), wordt de eicel opgevangen in de trechter van de eileider. Trilhaartjes in de eileider brengen het eitje naar de baarmoeder. In de eileider vindt ook de bevruchting plaats met een spermacel.
Slide 20 - Tekstslide
vrouwelijke voortplantingsorganen
Bij een bevruchting nestelt een klompje cellen zich in de baarmoeder en ontwikkelt zich daar verder van een embryo/ foetus tot een baby.
Via de vagina of schede kan de sperma in het vrouwenlichaam komen. De spermacellen "zwemmen" naar de eicel toe. Bevruchting vindt plaats in de eileider, waarna de cellen zich delen en het klompje cellen verder naar de baarmoeder worden vervoerd.
De grote (buitenste) en kleine (binnenste) schaamlippen beschermen de inwendige geslachtsorganen.
Slide 21 - Tekstslide
vrouwelijke voortplantingsorganen
De clitoris bevat ook veel tastzintuigen, waardoor de clitoris erg gevoelig is voor aanraking. Het zorgt voor een seksuele prikkeling.
Als een vrouw seksueel opgewonden raakt, stroomt er meer bloed naar de vagina. De buitenste schaamlippen gaan wat uiteen en de binnenste schaamlippen en de clitoris zwellen op. De vagina wordt vochtig en wijder (wat het binnendringen van de penis gemakkelijker maakt) en de baarmoeder gaat iets hoger liggen, waardoor de vagina langer wordt. De tepels worden hard en de borsten zwellen op. De ademhaling, hartslag en lichaamstemperatuur neemt toe.
Slide 22 - Tekstslide
vrouwelijke voortplantingsorganen
Het daadwerkelijke orgasme vindt plaats op het hoogste punt van opwinding. Tijdens het vrouwelijk orgasme trekken de spieren rond de vagina, baarmoeder, urinebuis en anus zich een aantal keer krachtig en ritmisch samen. De eerste samentrekkingen zijn het meest intens, daarna verzwakken ze. Na het orgasme raakt de vagina minder doorbloed, waardoor de zwelling van de schaamlippen en clitoris afneemt.
Onder invloed van hormonen uit de hypofyse, rijpt er vanaf de puberteit iedere ca. 28 dagen één eicel. De hormonen zorgen ook voor een opbouw van het baarmoederslijmvlies.
Om het eitje groeit een met vocht gevuld blaasje. Wanneer het blaasje knapt, "springt" de eicel over van de eierstok naar de eileider. Dit noemen we de eisprong of ovulatie.
De reis door de eileider duurt ca. 3 dagen. In deze tijd kan er een bevruchting plaatsvinden. Als het niet wordt bevrucht, sterft het af.
Slide 27 - Tekstslide
menstruatiecyclus
Hormonen die ervoor zorgen dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt, worden na het afsterven van de eicel niet meer gemaakt. Het slijmvlies wordt afgebroken en afgevoerd via de schede. Dit proces noemen we menstrueren ofwel ongesteld zijn.
De menstruatie begint ca 2 weken na de ovulatie en duurt gemiddeld 5 dagen. De eerste dag van de menstruatie is de eerste dag van de cyclus. Dan begint de rijping van de eicel.
Slide 28 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
(niet zwanger)
Menstruatiecyclus
(wel zwanger)
Slide 29 - Tekstslide
Rijping eicel
Menstruatiecyclus
Slide 30 - Tekstslide
menstruatiecyclus
Slide 31 - Tekstslide
Vrouwelijke voortplantingsorganen
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Video
Zaadcel en eicel
Zaadcel gaat eicel binnen
Slide 34 - Tekstslide
Bevruchting:
Het smelten van de kernen -> kernen van zaadcel en eicel!
Slide 35 - Tekstslide
Bevruchting
Er kan maar één zaadcel de eicel binnendringen
Slide 36 - Tekstslide
Bevruchting: samensmelting van celkernen zaadcel en eicel.
Slide 37 - Tekstslide
Zwangerschap
Veranderingen tijdens
de zwangerschap
Slide 38 - Tekstslide
Zwangerschap
De eerste 12 weken van een zwangerschap
heet het ongeboren kind een embryo.
Daarna heet het een foetus.
Slide 39 - Tekstslide
Placenta en navelstreng
Het embryo is door de navelstreng verboden met de placenta.
In de placenta:
Zuurstof en voedingsstofen van moeder naar het embryo
Afvalstoffen van het embryo naar de moeder
Slide 40 - Tekstslide
Placenta en navelstreng
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.
In de placenta:
Zuurstof en voedingsstoffen van moeder naar het embryo
Afvalstoffen van het embryo naar de moeder
Ontwikkeling van de placenta
Slide 41 - Tekstslide
De navelstreng
Navelstrengslagaders (2): Hierin stroomt bloed van het embryo naar de placenta.
Navelstrengader (1): Hierin stroomt bloed van de placenta naar het embryo.
De stofwisseling vindt plaats in de placenta.
Slide 42 - Tekstslide
Placenta
Twee navelstrengslagaders (van embryo -> placenta
Eén navelstrengader (van placenta -> embryo)
Slide 43 - Tekstslide
Geboorte
Fasen van de de geboorte:
Indaling
Ontsluiting
Breken vruchtvliezen
Uitdrijving (o.i.v. persweeën)
Nageboorte (placenta & vruchtvliezen & resten navelstreng)
Slide 44 - Tekstslide
Hoe ontstaat een tweeling?
Soms groeien er twee baby's in de baarmoeder: een tweeling.
Een tweeling kan op twee manieren ontstaan:
Eén bevruchting -> eeneiige tweeling
Twee bevruchtingen -> twee-eiige tweeling
Slide 45 - Tekstslide
Tweelingen
twee-eiige tweeling
eeneiige tweeling
Siamese tweeling
Slide 46 - Tekstslide
Tweelingen
Eeneiige tweeling
1 eicel
1 zaadcel
1 bevruchting
Hetzelfde geslacht en uiterlijk
Twee-eiige tweeling
2 eicellen
2 zaadcellen
2 keer bevruchting
Zien er anders uit/ kan ander geslacht hebben
Slide 47 - Tekstslide
Tweelingen
Twee-eiige tweelingen:
Worden twee eicellen bevrucht
Beide klompjes cellen nestellen zich in het baarmoederslijmvlies
Eeneiige tweelingen:
Ontstaat uit één bevruchte eicel
Losse klompjes cellen nestellen zich in het baarmoederslijmvlies
Slide 48 - Tekstslide
Een-eigen tweeling
Volledige splitsing
Siamese tweeling
Onvolledige splitsing
Slide 49 - Tekstslide
Meerlingen
Bij meerdere eicellen (door toeval of een vruchtbaarheidsbehandeling) kan een meerling ontstaan.
Ook door de splitsing van de
bevruchte eicel kan een meerling
ontstaan.
Slide 50 - Tekstslide
Voorbehoedsmiddelen
Een ander woord voor voorbehoedsmiddel is anticonceptie.
Een voorbehoedsmiddel zorgt ervoor dat er geen bevruchting van de eicel plaatsvindt.
Er zijn verschillende voorbehoedsmiddelen.
Slide 51 - Tekstslide
Zwangerschap voorkomen
Voorbehoedsmiddelen
Een voorbehoedsmiddel is een middel om een zwangerschap en soa's te voorkomen.
Soa:seksueel overdraagbare aandoening
Slide 52 - Tekstslide
De pil
Slide 53 - Tekstslide
De pil
De pil bevat hormonen. De pil zorgt ervoor dat er geen eisprong meer is.
De pil moet dagelijks worden ingenomen. (3 weken lang)
De pil werkt NIET tegen Soa's.
Slide 54 - Tekstslide
Het condoom
Mannen en vrouwen condoom
Slide 55 - Tekstslide
Betrouwbaar: condoom
Een condoom is een hoesje van dun rubber.
Condoom beschermt ook tegen geslachtsziekten.
Gebruik een condoom maar 1 x
Slide 56 - Tekstslide
CONDOOM
Slide 57 - Tekstslide
Voor betrouwbare informatie over seksualiteit en zwangerschap: