Spelling van werkwoorden uit het Engels (Hfst. 2)

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • behalve als het nodig is voor de uitspraak: Paté, volière, coûte que coûte.
  • Gebruik het woordenboek!!!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spel een Frans leenwoord
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • behalve als het nodig is voor de uitspraak: Paté, volière, coûte que coûte.
  • Gebruik het woordenboek!!!

Slide 1 - Tekstslide

Spel een  Engels leenwoord
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Een koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • De delen los bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 2 - Tekstslide

H2 -  Spelling/ Engelse werkwoorden (blz.66)
Na deze les:

Kan je Engelse werkwoorden (in het Nederlands) goed spellen



Slide 3 - Tekstslide

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 4 - Quizvraag

 t  kofschip?wat is dat?
Een ezelsbruggetje om te weten hoe je de verleden tijd van een zwak werkwoord schrijft en hoe je het voltooid deelwoord schrijft.

het gaat om de T - K - F - S - CH - P......en eigenlijk ook de X.
Daarom gebruiken we ook wel het woord: 't EX - KOFSCHIP

Je ziet dat de klinkers in het woord niet meedoen!

Maar waar gebruiken we deze letters en dit woord ook alweer voor ?
LET OP!!

Slide 5 - Tekstslide

Eindigt de stam op een van de letters uit 't kofschip......
dan eindigt het voltooid deelwoord op t
werken
stam = werk
Zit de K in 't kofschip?
ja
dus ; ik heb gewerkt

Slide 6 - Tekstslide

let op
de stam = het hele werkwoord , en dan - en eraf!!
dus niet de ik-vorm
verven
stam = verv
ik-vorm = verf
de f zit in 't kofschip, maar de v niet!
ik heb geverfd

Slide 7 - Tekstslide

Het gaat om de verleden tijd.
Bijvoorbeeld de voltooide tijd.
Die gaat zo:
Maken.....ik heb gemaakt .
Werken....ik heb gewerkt.
Fietsen.....ik heb gefietst
Reizen....ik heb gereisd
Verven......ik heb geverfd
Dus een vorm van hebben of zijn, en dan ge-
dan de stam en dan een t erachter.....of een d.
Die t of d....daarvoor gebruik je 't kofschip

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 12 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 13 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 14 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet

Slide 15 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 16 - Quizvraag

Verleden tijd: -te/-ten
Voltooid deelwoord: -t
Verleden tijd: -de/-den
Voltooid deelwoord: -d
liken
retweeten
basketballen
mailen
matchfixen
vloggen
backspacen
bingen
paintballen
phishen
performen
editen
scoren

Slide 17 - Sleepvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 18 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: timen
A
timet
B
timt

Slide 19 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte

Slide 20 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vd: squashen
A
Gesquast
B
Gesquasht
C
Gesquashd
D
Gesquashed

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
H2 - Spelling / Engelse werkwoorden 
Lezen: de theorie over de vervoeging van Engelse werkwoorden
Maken: opdracht 1, 2, 3, 4 (huiswerk als niet af)
Hoe: individueel. Overleg mag (fluisteren)
Vraag? Steek even je vinger op!

timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide