Oefentoets 2- Capítulo 3

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

La meta de la clase: Het doel van de les
Weten hoe het werkwoord “Tener” wordt vervoeg. En je kunt minimaal twee zinnen maken met de werkwoord “tener.”

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hebben
A
Ser
B
Llamarse
C
Tener
D
Hablar

Slide 5 - Quizvraag

opdracht 10 b:
1. Yo tengo / tienes un abuelo gracioso.
2. Hugo y Álvaro ¿tenemos / tenéis la Xbox?
3. Paco tiene / tienen muchos discos.

Slide 6 - Open vraag

4. Usted tenemos / tiene un ordenador fantástico.
5. Tú ¿tienes / tengo hermanas?
6. Nosotros tenemos / tienen un dormitorio pequeño.
7. Las amigas de Alicia tienen / tenemos el DVD de L.B.

Slide 7 - Open vraag

Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener
1. Mi abuelo ...... una casa grande.
A
tienes
B
tenéis
C
tiene
D
tienen

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener:
2. ¿Cuántos años .......usted?
A
tiene
B
tienes
C
tenéis
D
tienen

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener:
3. Mi madre y su hermana gemela......cuarenta y dos años.
A
tienes
B
tenemos
C
tienen
D
tenéis

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener:
4. Vosotros ¿.......un coche rojo?
A
tenéis
B
tienen
C
tenemos
D
tengo

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener:
5. Tú, ¿.......tele?
A
tienen
B
tengo
C
tiene
D
tienes

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht 11a: Vul de juiste vorm van tener:
7. Yo............un hermano.
A
tengo
B
tiene
C
tienes
D
tenemos

Slide 13 - Quizvraag

Zet de juiste vorm van het werkwoord TENER in.
Yo (tener) trece años.
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tenemos

Slide 14 - Quizvraag

¿Cuántos años (tener) tú?
A
tengo
B
tenéis
C
tienes
D
tiene

Slide 15 - Quizvraag

Mi padre (tener) cuarenta y dos años.
A
tengo
B
tienes
C
tiene
D
tienen

Slide 16 - Quizvraag

Carlos y yo (tener) muchos amigos en el colegio (school).
A
tienes
B
tenemos
C
tenéis
D
tienen

Slide 17 - Quizvraag

Carmen y tú (tener) muchos deberes.
A
tenéis
B
tiene
C
tengo
D
tienen

Slide 18 - Quizvraag

Mis abuelos (tener) una casa grande.
A
tengo
B
tiene
C
tienen
D
tenemos

Slide 19 - Quizvraag

Yo....................... 12 años.
timer
0:15
yo - tengo. (ik)
tú- tienes. (jij)
él-ella - usted - tiene (hij - zij -u )
nosotros- tenemos. (wij)
vosotros - tenéis (jullie)
ellos - ellas - ustedes -tienen. (zij- meervoud)
A
teno
B
tengo
C
tiene

Slide 20 - Quizvraag

Nosotros......................... una jirafa.
timer
0:10
A
tenéis
B
tienen

Slide 21 - Quizvraag

Mi hermana ................... 10 años.
NAA+ Naam = zij- meervoud

Namen van meisje of jongen = él (hij). - ella (zij- enkelvoud)


A
es
B
tiene
C
tengo
D
son

Slide 22 - Quizvraag

Mi madre y yo.......................(tener) un bolso.
yo - tengo. (ik)
tú- tienes. (jij)
él-ella - usted - tiene (hij - zij -u )
nosotros- tenemos. (wij)
vosotros - tenéis (jullie)
ellos - ellas - ustedes -tienen. (zij- meervoud)

Slide 23 - Open vraag

Geef bij de volgende vragen of ze waar of niet waar zijn.
1. Liliana y Jaime tienen tres hijos.
A
Verdadero
B
Falso

Slide 24 - Quizvraag

2.Los argentinos beben mucho té.
verdadero(waar) falso (niet waar)
A
Verdadero
B
Falso

Slide 25 - Quizvraag

Siete is het getal .....
A
7
B
9
C
6
D
5

Slide 26 - Quizvraag

ocho - nueve + cinco = .....
A
dos
B
cuatro
C
tres
D
uno

Slide 27 - Quizvraag

Het meervoud van persona = .....
A
persones
B
personas
C
personos
D
persons

Slide 28 - Quizvraag

Het meervoud van examen =
A
examens
B
exámenos
C
exámenes
D
exámenas

Slide 29 - Quizvraag

Ik ken de vervoeging van het werkwoord Tener.
A
B
C
D

Slide 30 - Quizvraag

Detrás de 
Al lado de
Delante de
a la izquierda
A la derecha

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

¿Dónde _____ (ser) tus amigos?
Hoy, nosotros______(estar) en clase 233.
Y tu madre, ¿cómo ________(ser)?
Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela
Vosotros _____ (estar) en Barcelona.
María y Javier_____(ser) los padres de Alberto.
Nosotros ______(ser) hombres altos
Yo _______ (ser) Rubén, ¡Encantado! 
están
estamos
está
estoy
estáis
son
somos
soy

Slide 34 - Sleepvraag

Welke uitspraken zijn NIET WAAR?

1. Lisa is ouder dan Bart.
2. Herb is jonger dan Homer.
3. Marge is niet aardig.
4. Patty en Selma zijn de dochters van Maggie.
A
1-2-4
B
1-2-3-4
C
2-3-4
D
3-4

Slide 35 - Quizvraag

Welke stellingen zijn waar over Herb? Sleep de zinnen die juist zijn naar "VERDADERO (WAAR)"
VERDADERO
Herb is 42 jaar oud.
Herb is ouder dan zijn broer Homer..
Herb is de vader van Ling.
Herb woont bij zijn ouders.
Herb is getrouwd met Jacqueline.
Herb is vrijgezel.

Slide 36 - Sleepvraag

Lees de tekst en beantwoord de vraag in het Nederlands.
Hoe oud is Bart?

Slide 37 - Open vraag

Evaluación
Wat was je leerdoel?
Wat was de opdracht waar jullie het meest van hebben geleerd en waarom?

Slide 38 - Open vraag